Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-20/8648/GA, 28 maart 2022, beroep
Uitspraakdatum:28-03-2022

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          R-20/8648/GA

Betreft             [verzoeker]

Datum             28 maart 2022

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van  [verzoeker] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft (voor zover in beroep aan de orde) beklag ingesteld tegen de omstandigheid dat hij zijn boodschappen niet heeft mogen meenemen bij zijn overplaatsing naar Penitentiaire Inrichting (PI) Vught (VU-2020-973).

De beklagrechter bij de PI Vught heeft op 18 november 2020 het beklag ongegrond verklaard. De uitspraak van de beklagrechter is bijgevoegd.

Klager heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld.

De beroepscommissie heeft klager en de directeur van de PI Vught (hierna: de directeur) in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Na zijn overplaatsing naar de Extra Beveiligde Inrichting (EBI) van de PI Vught heeft klager om zijn eerder in de PI Krimpen aan den IJssel bestelde en betaalde boodschappen gevraagd. Het was echter niet toegestaan om boodschappen mee te nemen vanuit een andere PI. Twee medegedetineerden mochten op een later moment wel hun boodschappen meenemen bij overplaatsing naar de EBI, omdat de regels inmiddels zijn veranderd. Daarom heeft klager pas na twee jaar beklag ingesteld. Verder heeft hij bij het afdelingshoofd een melding gemaakt van de situatie. Zij zou ervoor zorgen dat klager alsnog zijn boodschappen zou krijgen. Hij heeft van het afdelingshoofd niks meer vernomen. Klager wordt niet gelijk behandeld en wil gecompenseerd worden voor het gemaakte onderscheid.

Standpunt van de directeur

Klager komt geen verschoonbare termijnoverschrijding toe, nu hij twee jaar na zijn overplaatsing een klacht indient. Van klager mag verwacht worden dat hij kennis neemt van de huisregels. Wat er bij een overplaatsing naar de EBI ingevoerd mag worden, betreft een algemene regel. Bij de vermoedelijk door klager bedoelde medegedetineerden ging het niet om invoer van dezelfde soort goederen, waardoor geen sprake is van gelijke gevallen. Bovendien heeft het afdelingshoofd geen toezeggingen gedaan. Tenslotte is aan klager een aantal gesloten en toegestane producten verstrekt die aan hem toebehoorden, maar die heeft hij retour gestuurd naar de afdeling Visitatie. Verzocht wordt het beroep ongegrond te verklaren en de uitspraak van de beklagrechter te bevestigen.

 

3. De beoordeling

De beroepscommissie stelt vast dat klager op 4 juni 2020 beklag heeft ingesteld tegen de omstandigheid dat hij twee jaar eerder zijn boodschappen niet heeft mogen meenemen bij zijn overplaatsing van de PI Krimpen aan den IJssel naar de PI Vught. Daarmee is de wettelijke beklagtermijn van zeven dagen op grond van artikel 61, vijfde lid, van de Penitentiaire beginselenwet overschreden. Niet is gebleken dat deze termijnoverschrijding verschoonbaar is. De omstandigheid dat twee medegedetineerden volgens klager op een later tijdstip wel hun boodschappen mochten meenemen, doet hier niet aan af.

Uit de beoordeling van de beklagrechter maakt de beroepscommissie op dat kennelijk bedoeld is klager op bovenstaande grond niet-ontvankelijk te verklaren in het beklag, maar dat het dictum hier (onbedoeld) niet op aansluit. Gelet op het voorgaande zal de beroepscommissie de uitspraak van de beklagrechter - voor zover in beroep aan de orde - vernietigen en klager alsnog niet-ontvankelijk verklaren in zijn beklag.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagrechter voor zover in beroep aan de orde en verklaart klager alsnog niet-ontvankelijk in zijn beklag.

Deze uitspraak is op 28 maart 2022 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. T.B. Trotman, voorzitter, mr. J.M.L. Niederer en mr. R. Raat, leden, bijgestaan door de secretaris.

voorzitter

Naar boven