Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 22/26032/SGA, 23 februari 2022, schorsing
Uitspraakdatum:23-02-2022

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer          22/26032/SGA

Betreft             Verzoeker

Datum             23 februari 2022

Uitspraak van de voorzitter van de beroepscommissie van de RSJ op het verzoek van  Verzoeker (hierna: verzoeker)

 

1. De procedure

De directeur van de Penitentiaire Inrichting Heerhugowaard (hierna: de directeur) heeft - zo begrijpt de voorzitter - het dagprogramma tijdelijk geannuleerd wegens meerdere coronabesmettingen op de afdeling.

Verzoekers raadsman, mr. M. de Reus, vraagt namens verzoeker om schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging daarvan.

De voorzitter heeft kennisgenomen van de reactie van de directeur op het schorsingsverzoek en van het klaagschrift. Van de Commissie van Toezicht is (nog) geen reactie ontvangen zodat de voorzitter ervan uitgaat dat het voornoemde klaagschrift in behandeling zal worden genomen.

 

2. De beoordeling

De voorzitter stelt voorop dat bij een verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling. De zaak kan dus niet ten gronde worden onderzocht. De voorzitter beoordeelt alleen of de beslissing waartegen beklag is ingesteld in strijd is met een wettelijk voorschrift of dat deze zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om op dit moment de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing te schorsen. Naar het oordeel van de voorzitter is dat het geval.

Namens verzoeker wordt aangevoerd dat aan verzoeker een ordemaatregel is opgelegd. Het zou gaan om een coronaquarantaine van in ieder geval vijf dagen, die bij een negatieve testuitslag op 23 februari 2022 zou eindigen. Verzoeker is niet voorafgaand aan de ordemaatregel gehoord noch heeft hij een schriftelijke mededeling hiervan ontvangen. Verzoeker is middels een algemene mededeling van deze beslissing op de hoogte gesteld. Er is dan ook niet aan de wettelijke vereisten, als bedoeld in artikel 57, eerste lid en 58, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw), voldaan. Voorts ontbreekt de wettelijk vereiste noodzaak voor het opleggen van de ordemaatregel.

Uit de schriftelijke inlichtingen van de directeur komt naar voren dat op 18 februari 2022 meerdere gedetineerden op verzoekers afdeling besmet bleken te zijn met het coronavirus. De besmette gedetineerden zijn vervolgens in quarantaine geplaatst. Uit de brief van de Minister voor Rechtsbescherming aan de Tweede Kamer van 31 januari 2022 (3801639) volgt dat het beleid van de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) is, dat justitiabelen zonder klachten en die een boosterprik van minimaal een week oud hebben of minder dan acht weken geleden corona hebben doorgemaakt, na een nauw contact met een besmet persoon niet in quarantaine geplaatst hoeven te worden. De directeur geeft aan dat binnen de inrichting hier uitvoering aan wordt gegeven door bij meerdere besmettingen op een afdeling het dagprogramma van die afdeling te annuleren. Volgens de directeur worden enkel de gedetineerden die positief testen of die niet onder eerder genoemde uitzondering vallen, in cellulaire quarantaine geplaatst. Alleen deze gedetineerden ontvangen dan een ordemaatregel, aldus de directeur. De directeur geeft aan dat de overige gedetineerden alleen door middel van een algemene mededeling met informatie hiervan op de hoogte worden gesteld. Volgens de directeur klopt het dan ook dat verzoeker geen ordemaatregel heeft ontvangen aangezien aan hem geen ordemaatregel is opgelegd nu verzoeker blijkbaar onder de uitzondering valt die volgt uit de eerder genoemde Kamerbrief. De directeur geeft aan dat verzoeker in ‘cohorten’ van vijf gedetineerden op de afdeling mag verblijven aangezien verzoeker niet in cellulaire quarantaine is geplaatst. Volgens de directeur zijn de genomen besluiten niet lichtvaardig genomen en zijn deze noodzakelijk ter voorkoming van (verdere) verspreiding van het coronavirus.

De voorzitter overweegt dat uit de inlichtingen van de directeur volgt dat aan verzoeker geen ordemaatregel is opgelegd omdat hij niet in cellulaire quarantaine hoeft te verblijven. Verzoeker is immers niet positief getest op het coronavirus en valt kennelijk onder de eerder genoemde uitzondering van quarantaine die volgt uit het landelijke DJI-beleid. Omdat meerdere personen op verzoekers afdeling met het coronavirus zijn besmet, heeft de directeur besloten om het dagprogramma van verzoekers afdeling te annuleren. De voorzitter begrijpt dat verzoeker weliswaar niet in cellulaire quarantaine verblijft, maar dat verzoeker wel is uitgesloten van het dagprogramma, aangezien het dagprogramma is geannuleerd, waardoor er feitelijk sprake is van uitsluiting van deelname aan activiteiten. De voorzitter overweegt dat indien de directeur verzoeker had willen uitsluiten van deelname aan activiteiten, hij op grond van artikel 23, eerste lid, van de Pbw een ordemaatregel aan verzoeker op had moeten leggen. Nu verzoeker feitelijk is uitgesloten van deelname aan activiteiten, zonder dat voldaan is aan de formele vereisten die de Pbw stelt, is de bestreden beslissing - naar het voorlopig oordeel van de voorzitter - in strijd met de wet genomen. Het verzoek zal daarom worden toegewezen.

 

3. De uitspraak

De voorzitter wijst het verzoek toe en schorst de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing met onmiddellijke ingang tot het moment waarop de beklagcommissie op het onderliggende beklag heeft beslist.

Deze uitspraak is op 23 februari 2022 gegeven door mr. M. Keppels, voorzitter, bijgestaan door mr. M.S. Ferenczy, secretaris.

secretaris        voorzitter

Naar boven