Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 22/25942/SGA, 18 februari 2022, schorsing
Uitspraakdatum:18-02-2022

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer  22/25942/SGA

Betreft [verzoeker]

Datum 18 februari 2022

 

Uitspraak van de voorzitter van de beroepscommissie van de RSJ op het verzoek van  [verzoeker] (hierna: verzoeker)

 

1. De procedure

De directeur van de Penitentiaire Inrichting Dordrecht (hierna: de directeur) heeft op 14 februari 2022 aan verzoeker een ordemaatregel opgelegd van plaatsing in afzondering in een andere verblijfsruimte dan een afzonderingscel, voor de duur van tien dagen, ter voorkoming van de (verdere) verspreiding van het coronavirus (quarantaine), ingaande op 14 februari 2022 om 16:00 uur en eindigend op 24 februari 2022 om 16:00 uur.

Verzoekers raadsvrouw, mr. S. Schilder, vraagt namens verzoeker om schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging daarvan.

De voorzitter heeft kennisgenomen van de reactie van de directeur op het schorsingsverzoek en van het klaagschrift (beklagkenmerk PD-2022-84).

 

2. De beoordeling

De voorzitter stelt voorop dat bij een verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling. De zaak kan dus niet ten gronde worden onderzocht. De voorzitter beoordeelt alleen of de beslissing waartegen beklag is ingesteld in strijd is met een wettelijk voorschrift of dat deze zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om op dit moment de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing te schorsen. Naar het oordeel van de voorzitter is dat het geval.

Namens verzoeker wordt aangevoerd dat de directeur misbruik heeft gemaakt van zijn bevoegdheid om een ordemaatregel op te leggen, nu de ordemaatregel is ingezet om een structureel ander regime tot stand te brengen dan waarin verzoeker is geplaatst. Verzoeker stelt bovendien dat de wettelijk vereiste noodzaak tot het opleggen van een ordemaatregel ontbreekt, nu hij al minstens vijftien keer met kortdurend re-integratieverlof is geweest en hij tot op heden bij terugkomst nimmer een ordemaatregel heeft opgelegd gekregen. Nu verzoeker op een andere afdeling moet verblijven heeft hij geen toegang meer tot de computer, die hij nodig heeft voor het maken van zijn huiswerk. De ordemaatregel staat daarom in de weg aan verzoekers re-integratie. Verzoeker voert aan dat een medegedetineerde ook recent met kortdurend re-integratieverlof is geweest, zonder daarna een ordemaatregel opgelegd te hebben gekregen. Dit is in strijd met het gelijkheidsbeginsel en tevens is sprake van willekeur, aldus verzoeker. Volgens de website van de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) hoeft een gedetineerde niet in quarantaine na kortdurend re-integratieverlof en niet is volgens verzoeker gebleken waarom de directeur daar in dit geval van afwijkt. Verzoeker stelt tot slot niet te zijn gehoord door de directeur alvorens de oplegging van de ordemaatregel, hetgeen in strijd is met de wettelijke vereisten. 

Uit de schriftelijke inlichtingen van de directeur komt naar voren dat verzoekers afdeling op 14 februari 2022 uit quarantaine is gekomen na een coronabesmetting. De directeur geeft aan het risico op verdere besmettingen, waarmee de veiligheid en gezondheid van medegedetineerden en het inrichtingspersoneel in het geding komt, op de afdeling tot het minimum te willen beperken. Verzoeker is derhalve op een quarantaineafdeling geplaatst waar hij een alternatief dagprogramma krijgt. Verzoekers afdeling heeft bijna drie weken in quarantaine verbleven, waardoor het onacceptabel en niet uitlegbaar naar medegedetineerden is om hen opnieuw aan een risico bloot te stellen vanwege een individueel verlof. Met het toekennen van verlof wordt voor verzoeker een uitzondering gemaakt in zijn belang: de directeur had immers kunnen overwegen om verzoeker niet met kortdurend re-integratieverlof te laten gaan. Niet eerder is sprake geweest van een enorm grote besmetting binnen de inrichting, waardoor er ook geen eerdere aanleiding was om een ordemaatregel op te leggen na verzoekers eerdere verloven. Nu verzoeker twee keer per week met kortdurend re-integratieverlof gaat, is het testen na dag 3 of 5 niet toepasbaar. Op advies van de medische dienst, die in contact staat met de GGD, is afgestemd dat verzoeker een keer per week getest wordt. Naar het oordeel van de directeur vormt verzoeker hiermee een risico voor het besmetten van anderen. Indien verzoeker de quarantaine weigert, kan de directeur niet anders dan verzoekers vrijheden overwegen, aldus de directeur.

Voorlopig oordeelt de voorzitter als volgt. Daargelaten of sprake is van een formeel gebrek met betrekking tot het horen van verzoeker, overweegt de voorzitter dat uit de brief van de Minister voor Rechtsbescherming aan de Tweede Kamer van 31 januari 2022 (kenmerk 3801639) volgt dat het huidige DJI-beleid inhoudt dat kortdurend re-integratieverlof is toegestaan, op voorwaarde dat de justitiabele bij terugkeer buiten zijn of haar cel continu een medisch mondneusmasker draagt en op dag 3 en dag 5 onder toezicht een zelftest uitvoert. Uit de inlichtingen van de directeur volgt dat dit ten aanzien van verzoeker niet mogelijk is, omdat hij tweemaal per week kortdurend re-integratieverlof geniet. Daarom is op advies van de medische dienst – die in contact staat met de GGD – besloten om verzoeker een keer per week te testen. Uit deze inlichtingen volgt niet dat het advies van de medische dienst of de GGD tevens inhoudt dat verzoeker – afwijkend van het DJI-beleid – na zijn kortdurend re-integratieverlof in quarantaine geplaatst dient te worden. Bovendien volgt uit de inlichtingen van de directeur dat verzoekers afdeling niet meer in quarantaine verblijft. Gelet op al het voorgaande, en naar het voorlopig oordeel van de voorzitter, is de directeur bij het nemen van de bestreden beslissing ten nadele van verzoeker afgeweken van het landelijke beleid van DJI en heeft de directeur deze beslissing ten aanzien van verzoeker onvoldoende gemotiveerd. Gelet hierop zal de voorzitter het verzoek toewijzen en de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing schorsen met onmiddellijke ingang tot het moment waarop de beklagcommissie op het onderliggende beklag heeft beslist.

 

3. De uitspraak

De voorzitter wijst het verzoek toe en schorst de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing met onmiddellijke ingang tot het moment waarop de beklagcommissie op het onderliggende beklag heeft beslist.

Deze uitspraak is op 18 februari 2022 gegeven door mr. A.M.G. Smit, voorzitter, bijgestaan door mr. B.M.L. Commelter, secretaris.

secretaris        voorzitter

Naar boven