Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 08/0248/GV, 26 februari 2008, beroep
Uitspraakdatum:26-02-2008

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 08/248/GV

betreft: [klager] datum: 26 februari 2008

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 24 januari 2008 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om zijn beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van strafonderbreking afgewezen.

2. De standpunten
Klager heeft aangevoerd dat zijn verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting ten onrechte is afgewezen. Dit heeft hij als volgt toegelicht. De door de politie verstrekte inlichtingen zijn niet actueel. Klagers partner heeft op dit moment geen
enkele ondersteuning van haar familie of vriendin. Klager zit nu een straf uit die hem is opgelegd voor een feit uit 2005. Inmiddels is er geen sprake meer van geweld jegens zijn partner. Klager heeft een cursus alcohol en agressie met goed gevolg
afgesloten. Dat gebeurde tijdens het uitzitten van een eerdere gevangenisstraf. Tijdens die detentie is hem wel verlof verleend. Klager is op dit moment de enige persoon die zijn partner kan en wil helpen.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager is momenteel gedetineerd in verband met het niet uitvoeren van een taakstraf, welke straf hem was opgelegd terzake geweldsdelicten. Aansluitend dient hij nog een taakstrafvervangende vrijheidsstraf uit te zitting alsmede een tweetal gijzelingen
in het kader van de Lex Mulder. Klager verblijft momenteel in de gevangenis van de locatie Bankenbosch te Veenhuizen, in een inrichting met een regime dat overeenkomt met dat van een beperkt beveiligde inrichting maar dan zonder regimair verlof. Klager
heeft om vijf dagen strafonderbreking verzocht om zijn vriendin, die psychisch in de war is, te helpen. Uit de aangeleverde rapportage komt naar voren dat klagers vriendin onder behandeling is bij het RIAGG en regelmatig met de inrichting belt met de
mededeling dat zij zelfmoord zal plegen. Desgevraagd heeft de politie Almelo medegedeeld dat het niet wenselijk is om klager strafonderbreking te verlenen, omdat hij een straf uitzit terzake van geweld jegens zijn vriendin en omdat aan zijn vriendin
voldoende hulp wordt geboden. Klagers vriendin heeft, blijkens de inlichtingen van de psychiater, een borderline-syndroom en wenst niet te worden opgenomen in een inrichting. Zij heeft diverse suïcidepogingen gedaan. Haar moeder en zus kunnen haar niet
langer helpen. Uit het uittreksel van het Justitieel Documentatieregister komt naar voren dat klager, na eerder opgelegde taakstraffen en ondanks het feit dat hij onder reclasseringstoezicht stond, strafbare feiten heeft gepleegd. Het verzoek wordt
afgewezen, omdat er mogelijkheden voor hulpverlening aan klagers vriendin zijn, zowel professioneel als door de familie, er een negatief advies van de politie is en omdat een strafonderbreking van vijf dagen in een geval als het onderhavige geen
oplossing zal kunnen bieden.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de gevangenis van de locatie Bankenbosch heeft – zo verstaat de beroepscommissie – niet negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag. Hij heeft aangegeven dat de politie Almelo negatief heeft geadviseerd ten aanzien van de
verlofaanvraag, omdat klager is veroordeeld terzake van mishandeling van zijn vriendin. Hij gaf echter ook aan dat buiten detentie onder toezicht staat van de reclassering en dat hij voorafgaand aan zijn detentie bij zijn vriendin woonde.
De politie Almelo heeft negatief geadviseerd ten aanzien van een te verlenen strafonderbreking in verband met de vrees voor herhaling en omdat het verlofadres niet geschikt wordt geacht.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een taakstraf vervangende hechtenis van 106 dagen, wegens
– kortweg – pogingen tot en bedreiging met zware mishandeling. Aansluitend dient hij 25 dagen taakstraf vervangende hechtenis te ondergaan, wegens – kortweg – huisvredebreuk en joyriding. De wettelijk vroegst mogelijke einddatum van zijn detentie valt
op of omstreeks 22 april 2008. Aansluitend dient hij eventueel veertien dagen gijzeling op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften te ondergaan.

Strafonderbreking kan worden verleend wegens zodanig bijzondere omstandigheden in de persoonlijke sfeer, dat niet kan worden volstaan met een andere vorm van verlof. De beroepscommissie overweegt allereerst dat de in hoofdstuk 5 van de Regeling
tijdelijk verlaten van de inrichting (van 24 december 1998, nr. 733726/98/DJI) (hierna: de Regeling) genoemde gevallen, waarin strafonderbreking kan worden verleend, geen limitatieve opsomming betreft. Er zijn meer gevallen mogelijk zijn op grond
waarvan strafonderbreking kan worden verleend.
Het verzoek om strafonderbreking, dat is ingediend teneinde klager in staat te stellen zijn partner bij te staan een opname in een kliniek te bewerkstelligen in verband met haar psychische problematiek, is afgewezen op de gronden dat klagers partner
voor haar problemen onder behandeling is bij het RIAGG en dat de familie en een vriendin van haar iets kunnen betekenen voor de situatie van klagers partner. Tenslotte wordt aangegeven dat het verzoek mede is afgewezen omdat de politie negatief
adviseert, omdat klager is veroordeeld terzake van geweld jegens zijn partner.

De beroepscommissie is van oordeel dat de bestreden beslissing is genomen op gronden die deze niet kunnen dragen. Allereerst komt uit de inlichtingen van de behandelend psychiater kennelijk naar voren dat klaagster daadwerkelijk suïcidegevaarlijk is en
dat haar familie haar niet meer wil of kan helpen. Het gegeven dat er een vriendin zou zijn, die wel voldoende hulp en/of ondersteuning zou kunnen bieden, is niet nader feitelijk onderbouwd. Voor zover is aangevoerd dat er een contra-indicatie voor
verlofverlening zou zijn, omdat klager is veroordeeld voor geweld jegens zijn partner geldt, dat dit op zich juist is. De beroepscommissie merkt evenwel op maar dat aan klager daarvoor in eerste instantie een taakstraf is opgelegd.

Het vorenstaande in onderling verband en samenhang bezien maakt dat de bestreden beslissing niet in stand kan blijven. Het beroep zal daarom gegrond worden verklaard en aan de selectiefunctionaris zal worden opgedragen binnen drie weken (na ontvangst)
een nieuwe beslissing te nemen.
Nu de gevolgen van de bestreden uitspraak ongedaan gemaakt kunnen worden, acht de beroepscommissie geen termen aanwezig voor het toekennen van een tegemoetkoming.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing.
Zij draagt de Staatssecretaris op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van de uitspraak van de beroepscommissie binnen een termijn van drie weken (na ontvangst).

aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. Th.E.M. Wijte, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 26 februari 2008.

secretaris voorzitter

Naar boven