Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 22/25886/SJA, 15 februari 2022, schorsing
Uitspraakdatum:15-02-2022

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer          22/25886/SJA

 

Betreft [verzoeker]

Datum 15 februari 2022

 

Uitspraak van de voorzitter van de beroepscommissie van de RSJ op het verzoek van [verzoeker], geboren op [geboortedatum] (hierna: verzoeker)

 

1. De procedure

De directeur van de Rijks Justitiële Jeugdinrichting De Hartelborgt te Spijkenisse (hierna: de directeur) heeft verzoekers verlof voorlopig ingetrokken, omdat hij van het verlof op 10 februari 2022 te laat is teruggekeerd.

Verzoekers raadsman, mr. D.M. Penn, vraagt namens verzoeker om schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging daarvan.

De voorzitter heeft kennisgenomen van de reactie van de directeur op het schorsingsverzoek en van het klaagschrift (Hb-2022-000029).

 

2. De beoordeling

Indien zich tijdens het verlof een incident voordoet, kan de directeur, afhankelijk van de aard van het incident en het verlof, maatregelen nemen. Van een incident is in ieder geval sprake wanneer de jeugdige verwijtbaar te laat in de inrichting terugkeert (artikel 36, eerste lid en onder b, van het Reglement justitiële jeugdinrichtingen).

De directeur kan het verlof intrekken, indien de jeugdige een bepaalde voorwaarde niet nakomt (artikel 30, vierde lid, van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen).

De voorzitter stelt voorop dat bij een verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling. De zaak kan dus niet ten gronde worden onderzocht. De voorzitter beoordeelt alleen of de beslissing waartegen beklag is ingesteld in strijd is met een wettelijk voorschrift of dat deze zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om op dit moment de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing te schorsen. Naar het oordeel van de voorzitter is dat niet het geval.

Volgens de directeur is verzoeker op 10 februari 2022 om 21:30 uur teruggekeerd van zijn verlof, terwijl hij om 18:45 uur terug had moeten zijn in de inrichting. Verzoeker ontkent dit niet, maar heeft (ten overstaan van het inrichtingspersoneel) aangegeven dat hij nog boodschappen moest doen. Volgens zijn raadsman had hij problemen met het openbaar vervoer. Op dit moment wordt de enkelband uitgelezen om vast te stellen waar verzoeker gedurende het betreffende tijdsbestek is geweest. Totdat hierover duidelijkheid komt, is zijn verlof opgeschort.

Naar het voorlopig oordeel van de voorzitter blijkt uit de verklaringen van verzoeker onvoldoende dat hij niet in staat was om tijdig naar de inrichting terug te keren. Dat betekent, eveneens voorlopig oordelend, dat hij een aan het verlof verbonden voorwaarde niet is nagekomen. De beslissing van de directeur kan dan ook niet op voorhand als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het verzoek zal daarom worden afgewezen. De voorzitter wenst wel te benadrukken dat de duur van de voorlopige maatregel zo kort mogelijk dient te zijn en dat verzoeker belang heeft bij een spoedige definitieve beslissing over zijn verlof.

 

3. De uitspraak

De voorzitter wijst het verzoek af.

 

Deze uitspraak is op 15 februari 2022 gegeven door mr. M. Iedema, voorzitter, bijgestaan door mr. M.G. Bikker, secretaris.

secretaris        voorzitter

Naar boven