Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 21/19882/GM, 22 februari 2022, beroep
Uitspraakdatum:22-02-2022

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          21/19882/GM

Betreft              [klager]

Datum              22 februari 2022

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van  [klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klagers raadsvrouw, mr. B.N.R. Maenen, heeft beroep ingesteld tegen het medisch handelen van de inrichtingsarts van de Penitentiaire Inrichting (PI) Vught (hierna: de inrichtingsarts). Klager beklaagt zich erover dat aan hem geen goede zorg is verleend bij het stoppen met zijn GHB-verslaving en dat hij arbeidsgeschikt is bevonden.

De medisch adviseur bij het ministerie van Justitie & Veiligheid heeft bemiddeld. Het bemiddelingsverslag bevindt zich in het dossier.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsvrouw en de inrichtingsarts in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Toen klager binnenkwam in de PI Vught was hij nog verslaafd aan GHB. De medische dienst heeft hem ‘cold turkey’ laten afkicken, waardoor hij erg ziek is geworden. Klager had graag geleidelijk met GHB willen stoppen, maar de medische dienst stond hiervoor niet open. Klager heeft bij de politie vanwege zijn GHB verslaving wel extra medicatie gekregen, maar deze medicatie is direct gestopt op het moment dat hij in de PI Vught binnenkwam. Aan klager is nooit een oplossing of tegemoetkoming geboden voor het door hem ervaren ongemak en de gevaarlijke situatie waarin hij zich enige tijd heeft bevonden. Op grond van artikel 42 van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft klager recht op medische verzorging. Blijkens de richtlijn medische zorg aan gedetineerde verslaafden dient ook in een PI zorg op maat te worden geboden, met name als het om een verslaving gaat. De ontwenningsverschijnselen die optreden bij het afkicken van GHB zijn niet zonder risico. Juist om die reden wordt het ‘cold turkey’ afkicken van GHB afgeraden. Dit standpunt wordt overigens niet alleen in de GGZ ingenomen, maar ook gedeeld door de commissie van toezicht. Klager is onvoldoende medische begeleiding geboden bij het afkicken. Hij heeft diazepam gebruikt om enigszins te kunnen kalmeren. Klager voelde zich erg ziek en heeft meerdere malen tevergeefs om een arts gevraagd. Uiteindelijk heeft hij door het gebruik van eigen medicatie ervoor kunnen zorgen dat de ontwenningsverschijnselen enigszins werden onderdrukt. Dit betrof echter medicatie die klager al eerder gebruikte voor zijn angststoornis. Er is geen sprake van extra medicatie die klager tijdens zijn afkickperiode heeft gebruikt. Aan klager is door de inrichtingsarts dus geen medicatie verstrekt die afkickverschijnselen onderdrukken. Dat blijkt ook uit klagers medische gegevens die inhouden dat tijdens de medische intake in de PI Vught op 11 december 2020 is vastgelegd dat hij geen extra medicatie krijgt, behalve de diazepam die klager op dat moment al geruime tijd gebruikte. Klager heeft veel last van angststoornissen, wat blijkt uit zijn medische gegevens. De medisch adviseur heeft in zijn beslissing te kennen gegeven dat klager last zou hebben gehad van afkickverschijnselen, maar dat uit het dossier blijkt dat dit meeviel. De inrichtingsarts heeft op 18 februari 2021 besloten geen controles meer uit te voeren bij klager, terwijl het met hem op dat moment niet goed ging. Uit de medische gegevens is af te leiden dat klager op 17 december 2020 nog heeft gemeld last te hebben van zowel visuele als auditieve hallucinaties, zich angstig te voelen en niet de juiste dosis van zijn medicatie te ontvangen. Enkele regels daarna staat vermeld dat er geen bijzonderheden zijn en dat het erop lijkt dat klager goed kan deelnemen aan het dagprogramma. Die mededeling is niet te rijmen met de andere informatie over klager. De commissie van toezicht heeft het standpunt ingenomen dat het in beginsel niet mogelijk is om een GHB-verslaafde te laten afkicken. Op 11 december 2020 is verzocht klager te laten beoordelen door een GGD-arts die overleg diende te voeren met een arts van de GHB-afdeling. Volgens de commissie van toezicht is het maar in twee penitentiaire inrichtingen mogelijk om GHB verslaafden te laten afkicken: in de PI Zwolle en het Justitieel Centrum voor Somatische Zorg (JCvSZ) Scheveningen. Daar is het protocol dat de verslaafde gedetineerde afkickt door het gebruik van GHB geleidelijk af te bouwen met medicinale GHB. De mogelijke ontwenningsverschijnselen van het afkicken zijn volgens de commissie van toezicht zodanig ernstig, dat de verslaafde gedetineerde in de eerste fase van het afkicken zelfs onder cameratoezicht wordt geplaatst. Gelet op het feit dat een gedetineerde recht heeft op goede zorg, had het op de weg gelegen van de inrichtingsarts om de behandeling zoals die wordt geboden in de PI Zwolle en het JCvSZ Scheveningen, ook in de PI Vught voor zover mogelijk uit te voeren. In ieder geval had de inrichtingsarts informatie moeten opvragen bij genoemde penitentiaire inrichtingen of moeten aangeven dat klager gezien zijn gezondheidssituatie in één van die penitentiaire inrichtingen geplaatst had moeten worden. Nu de inrichtingsarts dit alles niet heeft gedaan en heeft nagelaten aan klager goede zorg te verlenen, is in strijd gehandeld met de verplichting om goede zorg te verlenen. Klager verzoekt om een financiële tegemoetkoming van €125,-.          

Standpunt van de inrichtingsarts

De inrichtingsarts heeft aangegeven geen aanvullende reactie te hebben.

 

3. De beoordeling

Klager heeft verzocht het beroep mondeling te mogen toelichten. Dit verzoek is niet onderbouwd, terwijl de stukken voldoende informatie bevatten om het beroep te kunnen beoordelen. De beroepscommissie wijst het verzoek daarom af.

Klager is op 11 december 2020 in de PI Vught binnengekomen. Klager gebruikte volgens de informatie in het medisch dossier sinds ongeveer twee maanden dagelijks GHB. In het medisch dossier staat bij 11 december 2020 genoteerd, onder respectievelijk subjectief (‘S’) en objectief (‘O’):

‘Informatie vanuit Formatus:

Medische zorg 11 12 2020

Beoordeling op verzoek van Justitie: betrokkene wordt geweigerd in HvB vanwege GHB gebruik. Men heeft een protocol gemaild: hij moet beoordeeld worden door de GGD en nadien moet de GGD-arts overleg hebben met een arts van een GHB-afd.

Betrokkene geeft de volgende klachten aan: koud/warm, rillen, moe. Algeheel niet lekker, kan niet verder specificeren. Later ook droge mond. Buiten drugsgebruik geen medische bijzonderheden.

Gebruik drugs: GHB, 5 ml, 7 x pd. Coke.

Bij navraag: hoort stemmen, dit sinds de huidige relatie ± 3 mnd’; en

‘Betrokkene reageert adequaat, goed gesprek mee te voeren, coöperatief, houdt aandacht vast. Maakt geen delirante indruk, geen beeld/tekenen psychose (behoudens benoemen stemmen)’.

Verder komt uit het medisch dossier naar voren dat op 11 december 2020 contact is opgenomen met een arts van de GHB-afdeling van de PI Zwolle en dat in overleg met deze arts is bepaald dat klager geschikt was voor een regulier huis van bewaring. Zijn vitale parameters waren bij herhaling keurig en er was daarom geen indicatie meer voor een GHB-detox. De medicatie die klager gebruikte, diazepam, quetiapine en dexamfetamine, is bij binnenkomst in de PI voortgezet.

Op 14 december 2020 is een verpleegkundige in gesprek gegaan met klager over het verdere beleid. Klager heeft toen aangegeven tabletten mee naar binnen te hebben genomen. Deze nam hij extra naast zijn voorgeschreven medicatie om zichzelf wat rustiger te houden.

De verpleegkundige heeft met de huisarts overlegd of deze medicatie voorgeschreven kon worden mits klager zijn voorraad inleverde. De huisarts ging hiermee niet akkoord en zou klager de volgende dag spreken. Klager heeft vervolgens om een gesprek met de psychiater gevraagd. De verpleegkundige heeft met de psycholoog overlegd. Het voorstel was om terug in gesprek te gaan en bij echte angst klager in een isoleercel te plaatsen met een mogelijkheid tot observatie. Vanwege het GHB-gebruik zijn sinds de opname in de PI dagelijks de vitale waardes gecontroleerd. Op 16 december 2020 heeft de verpleegkundige samen met de psycholoog klager gesproken. Aan klager is uitgelegd dat zij de volgende dag in het Psycho Medisch Overleg (PMO) verder overleg over hem zouden hebben en het verdere beleid zouden bespreken. Op 17 december 2020 vroeg klager om het middel dogmatil dat hij van zijn vriendin gebruikte en dat goed werkte voor zijn visuele en auditieve hallucinaties. De psychiater zou klager gaan zien. Ook is genoteerd dat klager zich redelijk voelde en goed had geslapen. Klager was nog wel angstig.

Op 18 december 2020 is in overleg met de huisarts besloten dat de dagelijkse controles niet meer nodig waren, omdat klager uit de gevarenzone was. Met de psychiater is gesproken over het medicatiebeleid. Besloten is om het moment van inname van seroquel te wijzigen van 12 uur naar 8 uur. Op 22 december 2020 gaf klager aan dat hij niet kon werken en dat hij arbeidsongeschikt (AO) verklaard wilde worden. Op 24 december 2020 is klager door de psychiater gezien en is besloten dat er geen indicatie voor AO was.

 

Bij 31 december 2020 staat vermeld:

‘rvl, pmo. Verslaving grootste probleem. Wilde dexamfetamine niet afbouwen, geen dogmatil indicatie. Blijft om AO vragen; vraag ligt bij psa/pso. Psa diazepam afbouwen door HA? Buiten ook diazepam. Pso gaat hem nog zien.

Bij 5 januari 2021 staat vermeld:

’S Wil diazepam niet afbouwen, angsten++. Kan echt niet zonder.

P Akkoord med continueren’.

De beroepscommissie acht het zorgvuldig dat, zoals uit de medische gegevens naar voren komt, bij klagers binnenkomst in de PI Vught overleg is gevoerd met de arts van de GHB afdeling in de PI Zwolle. In overleg met die arts is bepaald dat er geen reden was om klager op te nemen op een GHB-afdeling. De beroepscommissie leidt daaruit af dat het niet noodzakelijk was klager in een klinische setting te laten afkicken door het gebruik van GHB geleidelijk af te bouwen met medicinale GHB. Op basis van de beschikbare medische gegevens heeft de beroepscommissie geen reden om aan de juistheid van die beoordeling te twijfelen. Klager is regelmatig gecontroleerd door de medische dienst: de vitale parameters waren bij herhaling in orde. Ook is er overleg geweest met de inrichtingsarts, de inrichtingspsycholoog en -psychiater over het te volgen medicatiebeleid en klager is in het PMO besproken.

De inrichtingsarts kan een zelfstandige afweging maken over het te volgen medicatiebeleid. De beroepscommissie is van oordeel dat het voorschrijven van medicatie door een behandelend arts niet kan worden afgedwongen, ook niet in een PI. De medicatie die klager gebruikte is bij binnenkomst voortgezet. Hoewel klager dat anders heeft ervaren, waren volgens de inrichtingsarts de dagelijkse controles na een week niet meer nodig, omdat klager de kritieke periode goed had doorstaan.

De beroepscommissie is op basis van de voorhanden informatie van oordeel dat niet is gebleken van onzorgvuldig of nalatig medisch handelen door de inrichtingsarts. Het handelen van de inrichtingsarts kan daarom niet worden aangemerkt als in strijd met de destijds geldende norm van artikel 28 van de Penitentiaire maatregel (oud). De beroepscommissie zal het beroep ongegrond verklaren.

Voor zover de klacht nog ziet op het niet afgeven van de AO-status, leidt de beroepscommissie uit het medisch dossier af dat klager op 24 december 2020 is besproken in het PMO en dat er geen AO-indicatie is afgegeven. De vraag of klager arbeidsongeschikt is, is ter beoordeling van de inrichtingsarts. Hierbij speelt een rol dat de arbeid in een PI een ander karakter en functie heeft dan in de maatschappij. Arbeid dient mede om de gedetineerde een zinvolle dagbesteding te geven. Het dossier biedt naar het oordeel van de beroepscommissie geen aanknopingspunten om aan te nemen dat klager niet deel kon nemen aan de arbeid. De beroepscommissie acht het beroep daarom ook ten aanzien van dit onderdeel ongegrond.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is op 22 februari 2022 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. N.C. van Lookeren Campagne, voorzitter, drs. B.A. Geurts en drs. P.J.M. van Puffelen, leden, bijgestaan door mr. K. Kiela, secretaris.

secretaris        voorzitter

Naar boven