Nummer 21/20716/GA
Betreft [klager]
Datum 17 juni 2022
Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)
1. De procedure
Klager heeft beklag ingesteld tegen het vervallen van het derde fitnessmoment.
De beklagrechter bij de Penitentiaire Inrichting (PI) Krimpen aan den IJssel heeft op 18 maart 2021 het beklag ongegrond verklaard (IJ-2021-101). De uitspraak van de beklagrechter is bijgevoegd.
Klager heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld.
De beroepscommissie heeft klager en de directeur van de PI Krimpen aan den IJssel (hierna: de directeur) in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.
2. De standpunten in beroep
Standpunt van klager
Klager heeft het verweerschrift in beklag van de directeur niet ontvangen. Er had een mondelinge behandeling moeten plaatsvinden.
Er zijn twee fitnesszalen. In de zaal boven kunnen acht gedetineerden sporten en in de zaal beneden kunnen twaalf gedetineerden sporten. Daarom kon klager voorheen drie keer fitnessen. Dat gold ook toen de coronacrisis al was begonnen, dus corona is geen goed argument. Bovendien worden deze aantallen – acht boven en twaalf beneden – nooit behaald. Er zijn te weinig aanmeldingen of men komt niet opdagen. Daarom zou de weekcommissaris de presentielijsten van de fitness opvragen. Ook kwam hij met de oplossing om een reservelijst op te stellen, zodat de reserves kunnen sporten als er plek over is.
Klager zit in het gevangenisregime en heeft daarom recht op drie keer per week sport. Hij heeft een contra-indicatie voor zaalsport waardoor hij alleen twee keer per week kan fitnessen. Aan het derde zaalsportmoment kan klager niet deelnemen. De directeur dient zich in te spannen om een alternatief aan te bieden. De beklagrechter stelt dat klager geen medische indicatie heeft dat hij driemaal per week aan fitness dient deel te nemen. Dat heeft klager wel.
Standpunt van de directeur
De directeur persisteert bij dat wat in beklag is aangevoerd en sluit zich aan bij de uitspraak van de beklagrechter.
3. De beoordeling
Formele punten
Op dat wat klager heeft aangevoerd met betrekking tot het niet ontvangen van het verweerschrift van de directeur wordt niet ingegaan, nu het beklag in beroep opnieuw ten gronde wordt beoordeeld en in beroep alle stukken aan partijen zijn verstrekt.
Dat geldt ook voor klagers stelling dat hij in de beklagprocedure niet is gehoord. Bovendien volgt uit artikel 62, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) in samenhang met artikel 64, eerste lid, van de Pbw dat de voorzitter, dan wel een door hem aangewezen lid van de beklagcommissie, indien hij het beklag van eenvoudige aard, dan wel kennelijk niet ontvankelijk, kennelijk ongegrond of kennelijk gegrond acht, als enkelvoudig lid van de beklagcommissie het klaagschrift kan afdoen en in dat geval klager en de directeur niet in de gelegenheid hoeft te stellen om mondelinge opmerkingen te maken. Van deze bevoegdheid heeft de beklagrechter kennelijk gebruikgemaakt.
Ontvankelijkheid van het beklag
Uit het verweerschrift in beklag blijkt dat de directeur maatregelen heeft getroffen ter bestrijding van het coronavirus. Eén daarvan is dat er slechts acht gedetineerden tegelijk kunnen deelnemen aan het fitnessmoment (waar dit er voorheen twaalf waren). Om zoveel mogelijk gedetineerden een fitnessmoment te kunnen aanbieden, is besloten de gedetineerden maximaal twee fitnessmomenten per week aan te bieden. Daarnaast kunnen gedetineerden zich opgeven voor een derde sportmoment, zoals zaalsport of voetbal.
Klager beklaagt zich over het vervallen van het derde fitnessmoment. Gelet op het voorgaande, is de beroepscommissie van oordeel dat er geen sprake is van een individuele beslissing van de directeur jegens klager in de zin van artikel 60, eerste lid, van de Pbw. De hoeveelheid sportmomenten en de inhoud daarvan betreft hier een algemeen voor iedere gedetineerde geldende regeling. Daartegen kan alleen worden geklaagd als de regeling in strijd is met hogere wet- en regelgeving.
Op grond van artikel 48, tweede lid, van de Pbw heeft een gedetineerde recht op tweemaal drie kwartier per week sport, voor zover zijn gezondheid zich daar niet tegen verzet. In artikel 3.3 van de huisregels van de PI Krimpen aan den IJssel is bepaald dat een gedetineerde in het basisprogramma twee keer per week sport krijgt en een gedetineerde in het plusprogramma drie keer per week, eveneens voor zover zijn gezondheid het toelaat. Nu aan klager twee fitnessmomenten en één zaalsportmoment worden aangeboden, is er geen strijd met de Pbw of met de huisregels. Dat klagers gezondheid het niet toelaat om deel te nemen aan het zaalsportmoment betekent (in elk geval in deze situatie) niet dat aan hem een alternatief dient te worden aangeboden. Klager kan er ook geen rechten aan ontlenen dat hij eerder wel drie fitnessmomenten per week kreeg aangeboden. De directeur is ook niet verplicht tot het bijhouden van een reservelijst voor wanneer de fitnesszaal niet vol is.
Gelet op het voorgaande is de beroepscommissie van oordeel dat klager zich beklaagt over een algemeen voor iedere gedetineerde geldende regeling die niet in strijd is met hogere wet- en regelgeving. Daarom zal de beroepscommissie de uitspraak van de beklagrechter vernietigen en klager alsnog niet ontvankelijk verklaren in zijn beklag.
4. De uitspraak
De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagrechter, en verklaart klager alsnog niet-ontvankelijk in zijn beklag.
Deze uitspraak is op 17 juni 2022 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. A. van Holten, voorzitter, mr. A. Jongsma en mr. J.B. Oreel, leden, bijgestaan door mr. A. Laagland, secretaris.
secretaris voorzitter