Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-20/7729/GA en R-20/7730/GA, 23 maart 2022, beroep
Uitspraakdatum:23-03-2022

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer          R-20/7729/GA en R-20/7730/GA

Betreft             [klaagster]

Datum             23 maart 2022

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op de beroepen van [klaagster] (hierna: klaagster)

 

1. De procedure

Klaagster heeft beklag ingesteld tegen het advies van de directeur om haar deelname aan het penitentiair programma (PP) te beëindigen en het niet mededelen van dit advies aan klaagster.

De beklagcommissie bij de locatie Ter Peel te Sevenum heeft op 22 juli 2020 klaagster niet ontvankelijk verklaard in haar klachten (TP 2020/92 en TP 2020/104). De uitspraken van de beklagcommissie zijn bijgevoegd.

Klaagster heeft tegen deze uitspraken beroep ingesteld.

De beroepscommissie heeft klaagster en de directeur van de locatie Ter Peel in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

 

2. De beoordeling

Klaagster heeft verzocht het beroep mondeling te mogen toelichten. Dit verzoek is niet onderbouwd, terwijl de stukken voldoende informatie bevatten om de beroepen te kunnen beoordelen. De beroepscommissie wijst het verzoek daarom af.

In beroep heeft klaagster duidelijk gemaakt dat het één en ander is misgegaan ten aanzien van de stukken en de beklagnummers. Daarom zal de beroepscommissie het beroep tegen beide beklaguitspraken in één uitspraak afdoen. De beroepscommissie heeft kennis genomen van alle stukken die zien op deze zaak en zal de klachten zoals hierboven beschreven opnieuw ten gronde beoordelen.

Hetgeen in beroep is aangevoerd ten aanzien van het advies van de directeur kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een ander beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. Anders dan klaagster stelt, is er geen sprake van een beslissing tot wijziging of aanvulling van de bijzondere voorwaarden als bedoeld in het ten tijde van het beklag geldende artikel 9, tweede lid, onder b, van de Penitentiaire maatregel (Pm) (oud). Er is sprake van een advies om deelname aan het PP te beëindigen, als bedoeld in artikel 9, tweede lid, onder c, van de Pm (oud). Tegen dit advies staat op grond van artikel 10, eerste lid, van de Pm (oud) geen beklag open. De beroepscommissie zal de beroepen daarom in zoverre ongegrond verklaren.

Uit de stukken is gebleken dat aan klaagster het advies van de directeur over het beëindigen van het PP niet is medegedeeld. Daarmee is er niet voldaan aan het wettelijke vormvereiste van artikel 9, derde lid, van de Pm (oud, thans artikel 9a, derde lid van de Pm). De beroepscommissie is van oordeel dat deze schending een beklagwaardige beslissing is in de zin van artikel 60, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet. De beroepscommissie zal de beroepen daarom in zoverre gegrond verklaren, klaagster alsnog ontvankelijk verklaren in dit beklagonderdeel en dit beklagonderdeel gegrond verklaren. Zij zal aan klaagster een tegemoetkoming toekennen voor het geleden ongemak van €7,50.

 

3. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart de beroepen gegrond voor zover het beklag ziet op het niet mededelen van het advies, vernietigt in zoverre de uitspraken van de beklagcommissie en verklaart dit beklagonderdeel alsnog gegrond. Zij kent aan klaagster een tegemoetkoming toe van €7,50.

De beroepscommissie verklaart de beroepen voor het overige ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraken van de beklagcommissie.

Deze uitspraak is op 23 maart 2022 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. A. van Holten, voorzitter, mr. A. Jongsma en mr. J.B. Oreel, leden, bijgestaan door mr. A. Laagland, secretaris.

secretaris        voorzitter

Naar boven