Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 21/23046/GA, 23 mei 2022, beroep
Uitspraakdatum:23-05-2022

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer 21/23046/GA

Betreft [klager]

Datum 23 mei 2022

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

1. De procedure

Klager heeft beklag ingesteld tegen de omstandigheid dat de psychiater achter hem aan blijft  zitten omdat hij medicatie in moet nemen, terwijl klager weigert de medicatie in te nemen.

De beklagcommissie bij de Penitentiaire Inrichting Haaglanden, vestiging Scheveningen (PPC/JCvSZ) heeft op 19 augustus 2021 klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag (SC 2021/166). De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.

Klagers raadsvrouw, mr. D.N.A. Brouns, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsvrouw en de directeur van de PI Haaglanden (hierna: de directeur) in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Klager heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat hij op verscheidene momenten is verplicht om medicatie in te nemen dan wel dat er sprake is geweest van het toedienen van dwangmedicatie. De beslissing van de beklagcommissie is onjuist nu er geen noodzaak bestond voor het toedienen van de dwangmedicatie en dit ook onvoldoende is gemotiveerd. Klager wenst hiervoor financieel gecompenseerd te worden.  

Standpunt van de directeur

De directeur heeft in beroep volstaan met verwijzing naar zijn verweer in de beklagprocedure.

3. De beoordeling

De beroepscommissie overweegt dat de klacht van klager een medisch-inhoudelijke beslissing betreft waartegen op grond van artikel 60, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) geen beklag openstaat. Klager had in dit geval de beklagprocedure moeten volgen zoals deze is opgenomen in artikel 71b en verder van de Pbw. Deze procedure houdt kort gezegd in dat klager een verzoek tot bemiddeling moet indienen bij het hoofd van de medische dienst. Komen beiden er niet uit, dan stuurt het hoofd van de medische dienst de klacht door ter verdere bemiddeling naar de Medisch Adviseur bij het Ministerie van (thans:) Justitie en Veiligheid. Na ontvangst van het zogenoemde verslag van bemiddeling door de Medisch Adviseur staat voor de gedetineerde een beroepsmogelijkheid open bij de beroepscommissie.

Uit vaste jurisprudentie van de beroepscommissie volgt dat de beklagcommissie zich bij klachten als de onderhavige onbevoegd moet verklaren om daarvan kennis te nemen (vergelijk RSJ 30 juli 2017, 17/2979/GA). Nu de beklagcommissie zich in deze zaak ten onrechte (impliciet) bevoegd heeft verklaard van het beklag kennis te nemen en klager daarin vervolgens niet-ontvankelijk heeft verklaard, zal de uitspraak van de beklagcommissie worden vernietigd.   

4. De uitspraak

De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie, bepaalt dat de beklagcommissie zich onbevoegd had moeten verklaren het beklag in behandeling te nemen en bepaalt dat de stukken in handen van het hoofd van de medische dienst van de PI Haaglanden, locatie Scheveningen (PPC/JCvSZ) worden gesteld ter verdere behandeling. Indien de voorbemiddeling door het hoofd van de medische dienst niet slaagt, stuurt deze de medische klacht door naar de medisch adviseur van het Ministerie van Justitie en Veiligheid.

Deze uitspraak is op 23 mei 2022 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. T.B. Trotman, voorzitter, mr. D.R. Sonneveldt en mr. R. Raat, leden, bijgestaan door mr. K. Kiela, secretaris.

 

secretaris        voorzitter

Naar boven