Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-20/7638/GA, 20 april 2022, beroep
Uitspraakdatum:20-04-2022

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Winkel  v

 

 

Nummer          R-20/7638/GA

    

           

Betreft [klager]

Datum 20 april 2022

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van […] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft beklag ingesteld tegen de omstandigheid dat zijn boodschappen niet zijn geleverd vanwege een onbekend detentienummer.

De beklagcommissie bij de Penitentiaire Inrichting (PI) Alphen te Alphen aan den Rijn heeft op 20 juli 2020 klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag (AR-2020-315). De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.

Klager heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld.

De beroepscommissie heeft klager en de directeur van de PI Alphen (hierna: de directeur) in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Klager heeft in beroep de winkellijsten aangeleverd, waarop te zien is dat zijn detentienummer als onbekend wordt beschouwd.

 

Standpunt van de directeur

Op basis van de omschrijving op het beklagformulier heeft beperkt onderzoek naar de klacht kunnen plaatsvinden. Hieruit is gebleken dat op 13 mei 2020 geen boodschappen zijn geleverd aan klager. De PI Alphen is voor de winkellevering afhankelijk van de PI Lelystad. Uit navraag bij de winkel van de PI Lelystad is gebleken dat het detentienummer van klager onbekend zou zijn. Op de winkellijsten staat echter klagers juiste detentienummer. Waar het verkeerd is gegaan bij de winkel, is de directeur onbekend. Voor de bestelde rookwaar is een oplossing gevonden. Tevens is er niet onterecht geld van de rekening van klager afgeschreven. De directeur heeft hiermee voldaan aan zijn zorgplicht.

 

3. De beoordeling

Ontvankelijkheid van klager in het beklag

Op grond van artikel 44, vijfde lid, van de Penitentiaire Beginselenwet (Pbw), draagt de directeur zorg voor regels omtrent de aankoop door gedetineerden van andere gebruiksartikelen dan die door de directeur ter beschikking worden gesteld. De beroepscommissie heeft eerder geoordeeld dat de directeur onder meer op grond van voornoemde bepaling van de Pbw ervoor zorg draagt dat leveringen vanuit de inrichtingswinkel op adequate wijze door het personeel worden uitgevoerd. De omstandigheid dat levering van de boodschappen is uitbesteed aan de landelijke winkel in de PI Lelystad, doet aan voornoemde zorgplicht niet af. Over het niet of niet goed uitvoeren van leveringen vanuit de landelijke winkel kan overeenkomstig artikel 60, eerste lid, van de Pbw worden geklaagd bij de beklagcommissie (zie RSJ 26 maart 2018, 17/2842/GA). Anders dan de beklagcommissie heeft geoordeeld is derhalve wel sprake van een beklagwaardige beslissing als bedoeld in artikel 60, eerste lid, van de Pbw. Gelet hierop zal de uitspraak van de beklagcommissie worden vernietigd en zal klager alsnog ontvankelijk worden verklaard in zijn beklag. De beroepscommissie zal het beklag wegens proceseconomische redenen zelf afdoen.

 

Inhoudelijke beoordeling

Op basis van de stukken stelt de beroepscommissie vast dat klager op 13 mei 2020 zijn boodschappen niet heeft ontvangen wegens een onbekend detentienummer. Nu klager zijn detentienummer op juiste wijze heeft ingevuld op de winkellijsten, duidt dit op een fout van de winkel van de PI Lelystad. De vraag die dient te worden beantwoord, is of de directeur in het onderhavige geval voldoende invulling heeft gegeven aan zijn zorgplicht (zie RSJ 26 maart 2018, 17/2842/GA). Uit het klaagschrift volgt dat klager voorafgaand aan het indienen van zijn klacht meermaals heeft gevraagd om een oplossing. Het klaagschrift omvat weliswaar een summiere omschrijving van de klacht, maar de directeur heeft hieruit kunnen begrijpen dat klagers boodschappen op 13 mei 2020 niet zijn geleverd. Niet is gebleken dat de directeur eerder dan in de beroepsprocedure onderzoek heeft verricht naar de klacht en/of heeft gezocht naar een alternatief voor de niet geleverde boodschappen.

Naar het oordeel van de beroepscommissie heeft de directeur, gelet op het voorgaande, onvoldoende invulling gegeven aan zijn zorgplicht. De omstandigheid dat de rookwaar wel is geleverd en dat klager voor de niet geleverde boodschappen niet heeft hoeven te betalen, doet daar niets aan af.

Gelet op het voorgaande zal de beroepscommissie het beroep gegrond verklaren en het beklag gegrond verklaren. Nu de rechtsgevolgen van de bestreden beslissing niet meer ongedaan zijn te maken, komt klager een tegemoetkoming toe. De beroepscommissie zal deze vaststellen op €7,50.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie, verklaart klager alsnog ontvankelijk in zijn beklag en verklaart dit beklag gegrond.

 

Zij kent aan klager een tegemoetkoming toe van €7,50.

 

 

Deze uitspraak is op 20 april 2022 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit

mr. A. van Holten, voorzitter, mr. A. Jongsma en mr. J.B. Oreel, leden, bijgestaan door mr. B.M.L. Commelter, secretaris.

 

 

 

secretaris        voorzitter

Naar boven