Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 08/0165/GB, 28 februari 2008, beroep
Uitspraakdatum:28-02-2008

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 08/165/GB

Betreft: [klager] datum: 28 februari 2008

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. S.M. Krans, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 9 januari 2008 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers bezwaarschrift tegen de afwijzing van zijn verzoek tot overplaatsing naar een beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.) ongegrond verklaard.

2. De feiten
Klager is sedert 10 april 2007 gedetineerd. Hij verbleef in het huis van bewaring
(h.v.b.) Utrecht te Nieuwegein. Op 19 december 2007 is hij overgeplaatst naar de gevangenis Lelystad, waar een regime van algehele gemeenschap geldt.

3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. De beslissing van de selectiefunctionaris is enkel gebaseerd op het negatieve advies van het Openbaar Ministerie (hierna: OM), terwijl het detentiegedrag van klager juist aanleiding geeft om in
zijn voordeel te beslissen. De inrichting schat in dat klager met vrijheden om zou kunnen gaan. Detentiefasering dient dan het uitgangspunt te zijn. Het advies van het OM moet kennelijk zwaarder wegen.
Er wordt aangegeven dat het feit waarvoor klager is veroordeeld de rechtsorde ernstig schokt en maatschappelijke onrust veroorzaakt. Dat staat niet in het veroordelend vonnis van de rechtbank. In tegendeel, de rechtbank heeft in het voordeel van klager
overwogen dat het slachtoffer aan het feit geen fysiek letsel heeft overgehouden. Dat gaf de rechtbank aanleiding om in behoorlijke mate af te wijken van de eis van de officier van justitie.
Voorts zou er angst zijn dat klager het slachtoffer weer op zou gaan zoeken. Daarvoor biedt het dossier geen enkel aanknopingspunt. Klager is veroordeeld voor diefstal van een kluis. Niet valt in te zien dat klager dat weer bij dit slachtoffer zou gaan
doen.
Het feit dat klager meermalen is veroordeeld staat detentiefasering niet in de weg. Zo blijft het verleden hem achtervolgen. Klager acht het niet juist dat extra waarde wordt gehecht aan het negatieve advies van het OM omdat klager nog niet
onherroepelijk is veroordeeld. Een niet onherroepelijk vonnis staat een overplaatsing naar een b.b.i. niet in de weg. Verder zou het onjuist zijn als een gedetineerde qua detentiefasering zou worden beloond door niet in beroep te gaan tegen een vonnis
waar hij het niet mee eens is.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht. Klager is in eerste aanleg door de rechtbank Amsterdam veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaar voor diefstal met geweld. Klager heeft hiertegen hoger
beroep aangetekend. De fictieve einddatum van klagers detentie is 9 april 2009. Gelet op klagers houding en gedrag zou hij in aanmerking komen voor detentiefasering. Het OM adviseert echter negatief op grond van het feit dat klager door het plegen van
zijn delict de rechtsorde ernstig heeft geschokt en op grond van het feit dat klager zich eerder in 2005, 2003, 1998 en 1996 heeft schuldig gemaakt aan diefstallen met geweld en tussendoor aan inbraken. Onder deze omstandigheden is er gevaar voor
recidive. De maatschappij en met name het slachtoffer zal niet kunnen invoelen dat klager reeds verlof wordt toegestaan voordat zijn veroordeling onherroepelijk is geworden. Klager is geselecteerd voor de gevangenis Lelystad.

4. De beoordeling
4.1. Op grond van artikel 3 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (nummer 5042803/00/DJI) komen naast zelfmelders voor plaatsing in een beperkt beveiligde inrichting in aanmerking gedetineerden die een beperkt
vlucht-
en maatschappelijk risico vormen, een strafrestant hebben van maximaal achttien maanden en beschikken over een aanvaardbaar verlofadres.

4.2. In de toelichting op dit artikel (Staatscourant 12 september 2000, nr. 176, pagina 9) staat dat bij de plaatsing in zeer beperkt en beperkt beveiligde inrichtingen de beoordeling of de gedetineerde geschikt is tot terugkeer in de samenleving
een
belangrijke rol speelt. Indicator bij de beoordeling daarvan is of de gedetineerde reeds eerder tijdens de huidige detentie met goed resultaat bewegingsvrijheid (onbegeleid) buiten de inrichting heeft genoten (algemeen verlof, schorsing van de
preventieve hechtenis, incidenteel verlof, strafonderbreking), alsmede of zich daarna omstandigheden hebben voorgedaan die aan deze indicator ernstig afbreuk doen. Gelet op het open karakter van de inrichting of afdeling spelen de aard, zwaarte en
achtergrond van het gepleegde delict en de persoonlijkheid van de gedetineerde een rol bij de beoordeling of betrokkene geschikt is voor plaatsing in een zeer beperkt of beperkt beveiligde inrichting of afdeling.

4.3. De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Hierbij is in aanmerking genomen dat klager
veelvuldig heeft gerecidiveerd ter zake van diefstal met geweld en met braak. Dit rechtvaardigt de veronderstelling van het OM dat er gevaar bestaat dat klager tijdens een regimair verlof opnieuw een strafbaar feit zal plegen. Het beroep is derhalve
ongegrond.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema, voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en dr. G.J. Fleers, leden, in tegenwoordigheid van R. Kokee, secretaris, op 28 februari 2008

secretaris voorzitter

Naar boven