Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-20/8259/GA, 7 februari 2022, beroep
Uitspraakdatum:07-02-2022

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer          R-20/8259/GA           

 

Betreft [Klager]

Datum 7 februari 2022

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [Klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft beklag ingesteld tegen een disciplinaire straf van veertien dagen opsluiting in een strafcel, vanwege het maken van een filmpje met een mobiele telefoon en het plaatsen daarvan op sociale media, ingaande op 17 mei 2020.

De beklagrechter bij het Justitieel Complex (JC) Zaanstad heeft op 5 oktober 2020 het beklag op formele gronden gegrond verklaard, maar daarbij aan klager geen tegemoetkoming toegekend (ZS-ZZ-2020-323). De uitspraak van de beklagrechter is bijgevoegd.

Klagers raadsvrouw, mr. C. Stroobach, heeft namens klager beroep ingesteld tegen het niet toekennen van een tegemoetkoming.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsvrouw en de directeur van het JC Zaanstad (hierna: de directeur) in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

De beklagrechter heeft besloten klager geen tegemoetkoming toe te kennen wegens de schending van artikel 50, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet. Nu de afwijzing van het expliciete verzoek om een tegemoetkoming toe te kennen niet is gemotiveerd, kan klager deze afwijzing evident niet volgen. In de uitspraak van de beklagrechter dient immers gemotiveerd aan te worden gegeven wat de grondslag voor de afwijzing is. De afwijzing lijkt te zijn gelegen in het feit dat het beklag inhoudelijk ongegrond is verklaard. Er hoort echter te worden gekeken naar het nadeel dat een gedetineerde heeft geleden door het niet volgen van de wettelijke vormvoorschriften. De wettelijke vormvoorschriften, waaronder de aanzegging van het schriftelijk verslag, dienen in het belang van klagers rechtspositie door de directeur te worden nageleefd. Immers, door het aanzeggen van het schriftelijk verslag wordt klager in staat van beschuldiging gesteld en kan hij zich beraden op zijn verdediging door contact op te nemen met zijn raadsvrouw. Klager werd dan ook compleet verrast toen de directeur hem vertelde dat er een schriftelijk verslag was opgemaakt en dat er aan hem een disciplinaire straf zou worden opgelegd. Klager is zonder geïnformeerd te zijn enige tijd ingesloten geweest en gedurende die tijd is klager in het ongewisse gelaten. Tegenover de schending van vormvoorschriften hoort een tegemoetkoming te staan, zodat klager wordt gecompenseerd voor het geleden nadeel en zodat de directeur wordt geprikkeld dergelijke missers in de toekomst te voorkomen.

 

Standpunt van de directeur

De directeur blijft bij zijn standpunt zoals verwoord in het eerder ingediende verweerschrift.

 

3. De beoordeling

De beroepscommissie kan zich niet verenigen met het oordeel van de beklagrechter om aan klager geen tegemoetkoming toe te kennen voor het niet aanzeggen van het schriftelijk verslag. Het doel van de aanzegging van het schriftelijk verslag is het op de hoogte stellen van de gedetineerde van het feit dat jegens hem verslag wordt gedaan aan de directeur, zodat de gedetineerde zich kan voorbereiden op het gesprek met directeur en op een eventuele beslissing tot strafoplegging. Nu de wet het aanzeggen van het schriftelijk verslag dwingend voorschrijft als voorwaarde voor het opleggen van een disciplinaire straf en daar in dit geval niet aan is voldaan, acht de beroepscommissie termen aanwezig voor het toekennen van een financiële tegemoetkoming en zal zij het beroep gegrond verklaren. De beroepscommissie zal de tegemoetkoming vaststellen op €58,-.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de uitspraak van de beklagrechter voor zover in beroep aan de orde. Zij kent aan klager een tegemoetkoming toe van €58,-.

 

Deze uitspraak is op 7 februari 2022 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. T.B. Trotman, voorzitter, U.P. Burke en mr. R. Raat, leden, bijgestaan door mr. P.L. Kraaijenbrink, secretaris.

secretaris        voorzitter

Naar boven