Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 21/21980/GM, 11 februari 2022, beroep
Uitspraakdatum:11-02-2022

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer          21/21980/GM

Betreft              [Klager]

Datum              11 februari 2022

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [Klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klagers raadsman, […], heeft beroep ingesteld tegen het medisch handelen van de inrichtingsarts van de Penitentiaire Inrichting (PI) Vught (hierna: de inrichtingsarts). Klager beklaagt zich erover dat hij niet adequaat en deskundig is geholpen aan zijn perianale abces, door hem niet direct door te verwijzen naar een specialist, maar hem eerst antibiotica voor te schrijven.

De medisch adviseur bij het ministerie van Justitie & Veiligheid heeft bemiddeld. Het bemiddelingsverslag bevindt zich in het dossier.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman en de inrichtingsarts in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Klager heeft geen adequate en deskundige medische behandeling gekregen voor zijn perianale abces. De medische dienst heeft niet voor de juiste behandeling gekozen. Hij is namelijk niet direct naar een medisch specialist verwezen. Hierdoor zijn klagers klachten onnodig verergerd, waardoor het herstel ook langer heeft geduurd.

De medische dienst had klager voorts in de gelegenheid moeten stellen om het medisch dossier in te zien (klager machtigt de medische dienst daartoe). Daaruit kan blijken op welke datum welke klachten door klager zijn geuit en op welke wijze de medische dienst daarop heeft gereageerd. De medisch adviseur heeft de chronologische werkwijze niet goed weergegeven in het bemiddelingsverslag.

Standpunt van de inrichtingsarts

Klager is meerdere malen door de chirurg behandeld voor zijn perianale ontstekingen. Op 24 maart 2021 is klager gezien door de verpleegkundige. De verpleegkundige heeft klager direct doorverwezen naar de inrichtingsarts. Diezelfde dag is klager door de inrichtingsarts onderzocht. Bij dit onderzoek is geconstateerd dat klager een klein infiltraat naast de anus had, zonder tekenen van abcedering. Om deze reden bestond er geen indicatie voor een chirurgische interventie en is gestart met antibiotica. Op 31 maart 2021 is klager gecontroleerd door de verpleegkundige. Tijdens deze controle is gebleken dat de klachten zijn afgenomen en er geen verdere afwijkingen meer zijn gevonden. Op 4 april 2021 is klager, vanwege terugkerende klachten, opnieuw beoordeeld door de verpleegkundige. Er werd weer een infiltraat gevoeld en in overleg met de inrichtingsarts is opnieuw antibiotica voorgeschreven. Klager heeft dit echter niet ingenomen. Op 7 april 2021 is hij opnieuw onderzocht, waarbij weer een pijnlijke zwelling bij de anus werd gevoeld. Klager is toen, vanwege het vermoeden van een perianaal abces, verwezen naar de chirurg in het Jeroen Bosch ziekenhuis in Den Bosch. Daarna heeft de inrichtingsarts geen bemoeienis meer gehad met klagers problematiek.

 

3. De beoordeling

Volgens de raadsman heeft de medisch adviseur in het bemiddelingsverslag nagelaten om op een zorgvuldige wijze de chronologische gang van zaken weer te geven. Het beroep is echter gericht (en dient gericht te zijn) tegen het medisch handelen van de inrichtingsarts. De beroepscommissie gaat dan ook voorbij aan dat wat door de medisch adviseur is opgemerkt en wat door de raadsman hierover is aangevoerd en zal zich beperken tot het beoordelen van het handelen van de inrichtingsarts.

Klager is voor zijn klachten (perianale abces) meermalen door de verpleegkundige en door de inrichtingsarts beoordeeld en gecontroleerd. Gelet op de bevindingen van de inrichtingsarts is aan klager eerst antibiotica voorgeschreven. Op een later moment, vanwege recidiverende klachten, is klager doorverwezen naar een chirurg in het Jeroen Bosch ziekenhuis. De wijze waarop klager is behandeld aan zijn klachten, is naar het oordeel van de beroepscommissie zorgvuldig geweest. Hierbij sluit de beroepscommissie aan bij wat door de inrichtingsarts als reactie op het beroepschrift is aangevoerd. Ook is niet gebleken dat klager eerder naar een specialist gestuurd had moeten worden.

Gelet op het voorgaande kan het handelen van de inrichtingsarts niet worden aangemerkt als in strijd met de norm zoals bedoeld in artikel 71f, derde lid, onder a. of b., van de Penitentiaire beginselenwet. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is op 11 februari 2022 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. D.W.J. Vinkes, voorzitter, drs. B. Geurts en drs. P.J.M. van Puffelen, leden, bijgestaan door mr. A. de Groot, secretaris.

secretaris        voorzitter

Naar boven