Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 21/22905/GM, 11 februari 2022, beroep
Uitspraakdatum:11-02-2022

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer          21/22905/GM

Betreft             [Klager]

Datum             11 februari 2022

 

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [Klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft beroep ingesteld tegen het medisch handelen van de inrichtingsarts van de locatie Roermond (hierna: de inrichtingsarts). Klager beklaagt zich erover dat hij geen vochtige doekjes krijgt voor zijn aambeien.

De medisch adviseur bij het ministerie van Justitie & Veiligheid heeft bemiddeld. Het bemiddelingsverslag bevindt zich in het dossier.

De beroepscommissie heeft klager en de inrichtingsarts in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Klager heeft last van aambeien. Hij heeft verschillende soorten medicatie geprobeerd, maar niets leek te helpen. Het enige dat helpt zijn vochtige doekjes. Klager kreeg toen hij in een andere inrichting verbleef wel vochtige doekjes. Bij de inrichting waar klager nu verblijft, krijgt hij die niet.

Standpunt van de inrichtingsarts

Klager is gezien door de inrichtingsarts en die heeft hem zalf voorgeschreven. Volgens klager zou de zalf niet werken. Klager wenst vochtige doekjes, maar omdat er geen medische onderbouwing is voor het gebruik van medische doekjes voor aambeien, wordt dit niet voorgeschreven.

 

3. De beoordeling

Vanwege klagers klachten die worden veroorzaakt door aambeien, wenst hij dat vochtige doekjes worden voorgeschreven. Het voorschrijven van vochtige doekjes voor aambeien kent echter geen medische grondslag. Er zijn dus geen medische redenen om dit voor te schrijven. De beroepscommissie acht de beoordeling van de inrichtingsarts daarom zorgvuldig. Daarbij merkt de beroepscommissie echter ook op dat er geen (medische) bezwaren zijn om de vochtige doekjes te geven aan klager, nu dit voor hem wel verlichtend kan werken (zoals hij zelf beschrijft).

Gelet op het voorgaande kan het handelen van de inrichtingsarts niet worden aangemerkt als in strijd met de norm zoals bedoeld in artikel 71f, derde lid, onder a. of b., van de Penitentiaire beginselenwet. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is op 11 februari 2022 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. D.W.J. Vinkes, voorzitter, drs. B. Geurts en drs. P.J.M. van Puffelen, leden, bijgestaan door mr. A. de Groot, secretaris.

secretaris        voorzitter

Naar boven