Nummer 20/16615/GA
Betreft Klaagster
Datum 24 mei 2022
Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van Klaagster (hierna: klaagster)
1. De procedure
Klaagster heeft beklag ingesteld tegen het stelselmatig visiteren na afloop van bezoek, alsmede tegen de wijze waarop de visitatie plaatsvindt.
De beklagrechter bij de Penitentiaire Inrichtingen (PI) Zwolle heeft op 13 november 2020 het beklag ongegrond verklaard (Z1-2020-000194). De uitspraak van de beklagrechter is bijgevoegd.
Klaagsters raadsman, mr. R.G. Knegt, heeft namens klaagster beroep ingesteld tegen deze uitspraak.
De beroepscommissie heeft klaagster, haar raadsman en de heer […], juridisch medewerker bij de PI Zwolle, gehoord op de digitale zitting van 16 december 2021.
2. De standpunten in beroep
Standpunt van klaagster
De klacht ziet op het aantal, de wijze van uitvoering en het stelselmatige karakter van de visitaties. De visitaties vinden zowel na (ambtelijk) bezoek als op andere momenten plaats. Visitatie is een ingrijpende controle van de lichaamsholtes waarbij gedetineerden zich moeten ontkleden, waarna er in hun lichaamsholtes gekeken wordt ter preventie van het smokkelen van contrabande. Uit vaste rechtspraak van de beroepscommissie volgt dat een gedetineerde in beginsel maximaal twee keer per maand (vier weken) mag worden gevisiteerd. Het gebruik van een zogenaamde randomizer kan voorkomen dat een gedetineerde in een maand vaker wordt gecontroleerd dan de in beginsel toegestane twee keren. In de PI Zwolle wordt het gebruik van deze randomizer vaak achterwege gelaten en beslissen een aantal piw-ers zelfstandig dat gedetineerden gevisiteerd moeten worden.
Een overschrijding van de twee maximaal toegestane keren visiteren maakt het visiteren in beginsel niet direct onredelijk. Echter in de zaak van klaagster is sprake van stelselmatig visiteren, waarbij meerdere vrouwen tegelijk gevisiteerd worden. Er is geen privacy ten opzichte van medegedetineerden en de visitatie wordt uitgevoerd door medewerkers die ook werkzaam zijn op de afdeling van klaagster. De frequentie van het visiteren is soms wel drie keer per week. Ook indien er geen fysiek contact tussen klaagster en haar bezoek heeft plaatsgevonden wordt er naar het middel van visitatie gegrepen. Dit alles tezamen maakt dat klaagster onterecht is onderworpen aan een groot aantal visitaties, waarbij de uitvoering getuigt van een gebrek aan respect voor de privacy van gedetineerden en waarbij te pas en te onpas wordt overgegaan tot de inzet van dit controlemiddel, hetgeen onredelijk is.
De data waarop klaagster na regulier bezoek is gevisiteerd zijn de volgende:
- 14 augustus 2019, 21 augustus 2019 en 28 augustus 2019;
- 11 september 2019;
- 5 oktober 2019, 12 oktober 2019, 19 oktober 2019 en 26 oktober 2019;
- 2 november 2019, 9 november 2019, 16 november 2019, 23 november 2019 en 30 november 2019;
- 7 december 2019, 14 december 2019, 21 december 2019 en 25 december 2019;
- 1 januari 2020, 4 januari 2020, 11 januari 2020 en 25 januari 2020;
- 8 februari 2020, 15 februari 2020, 22 februari 2020;
- 7 maart 2020.
Dit is veel te vaak en dient geen enkel redelijk doel afgezet tegen de impact die zulks heeft op gedetineerden. Voor zover al een redelijk doel gediend wordt met deze werkwijze, de uitvoering en de frequentie waarmee dit plaatsvindt, staat deze werkwijze in geen verhouding tot het te dienen doel. Bovendien is sprake van een voortdurende situatie waarin stelselmatig (te) vaak gebruik gemaakt wordt van de bevoegdheid tot visitatie. Daarmee wordt een situatie gecreëerd waarin sprake is van ontoelaatbare stelselmatige visitatie (zie in dit verband: RSJ 28 maart 2013, 13/0367/GA).
Gelet op het ingrijpende karakter van visitatie dient dit middel terughoudend te worden ingezet, het tegendeel lijkt de praktijk binnen de vrouwenafdeling van de PI Zwolle. Te vaak visiteren is onmenselijk en dient te worden beschouwd als schending van artikel 3 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden
(EVRM) (zie in dit verband o.a. EHRM 04 februari 2003, Lorsé en anderen tegen Nederland, appl Nr. 52750/99 en EHRM 4 februari 2003, Van der Ven tegen Nederland, appl. Nr. 50901/99).
Voor zover de huidige werkwijze binnen de PI Zwolle ten aanzien van klaagster niet geacht wordt in strijd te zijn met artikel 3 EVRM, wordt door deze stelselmatige visitatie inbreuk gemaakt op artikel 8 EVRM. Het stelselmatig visiteren van klaagster staat in geen verhouding tot het te dienen doel, namelijk het handhaven van de orde en veiligheid binnen de PI (zie in dit verband o.a. EHRM 01 juni 2017, Dejnek tegen Polen, appl. Nr. 9635/13, Sancties 2018/17, met noot G. De Jonge).
Standpunt van de directeur
Er wordt geen lijst bijgehouden waarop staat vermeld wanneer welke gedetineerde gevisiteerd is. Maar de data die klaagster noemt kloppen niet, want niemand wordt zo vaak gevisiteerd. Gedetineerden worden wel na ieder bezoek gefouilleerd. Indien er op de rode knop is gedrukt kan het wel zo zijn dat een gedetineerde wordt gevisiteerd. Maar het kan niet zo zijn dat dit elke week gebeurt. Er wordt niet bijgehouden wanneer een gedetineerde gevisiteerd wordt omdat gebruik gemaakt wordt van een randomizer. Indien er geen contact is geweest tussen een gedetineerde en haar bezoek dan wordt er alleen gevisiteerd indien er op de knop is gedrukt. De gedetineerden die tijdens het bezoek een kind op schoot hebben gehad worden wel gevisiteerd. Maar daar was bij klaagster geen sprake van. Daarbij is er geen aanleiding geweest om klaagster regelmatig te visiteren. Zo is er bijvoorbeeld nooit contrabande bij klaagster aangetroffen. Het klopt dan ook niet dat klaagster zo vaak is gevisiteerd. Ook klopt het niet dat klaagster in het bijzijn van andere gedetineerden is gevisiteerd. De gedetineerden worden apart van elkaar gevisiteerd.
3. De beoordeling
Op grond van het bepaalde in artikel 29, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet is de directeur bevoegd een gedetineerde onder meer voorafgaand aan of na afloop van bezoek, dan wel indien dit anderszins noodzakelijk is in het belang van de handhaving van de orde of de veiligheid in de inrichting, aan zijn lichaam of aan zijn kleding te onderzoeken. Volgens vaste rechtspraak van de beroepscommissie kan een resultaat van gemiddeld twee keer per maand – preciezer gezegd: vier weken – gezien worden als een aanvaardbare frequentiegrens voor visitatie. Echter kan het voorkomen dat een gedetineerde vaker dan twee keer per maand gevisiteerd wordt zonder dat er meteen sprake is van onredelijk en onbillijk handelen van de directeur. Om van ontoelaatbare stelselmatige visitatie te kunnen spreken dient een gedetineerde dan ook structureel vaker dan tweemaal per maand gevisiteerd te worden, waarbij het gemiddelde in beginsel over een langere periode berekend dient te worden.
In beroep heeft klaagster data genoemd in een periode van 14 augustus 2019 tot en met 7 maart 2020, waarin zij na afloop van regulier bezoek zou zijn gevisiteerd. Klaagster stelt in die periode 25 keer te zijn gevisiteerd. Ter zitting is namens de directeur aangegeven dat er geen registratie wordt bijgehouden van de visitaties, aangezien er gebruik gemaakt wordt van een randomizer. Het is dan ook niet meer te achterhalen op welke data klaagster daadwerkelijk gevisiteerd is. Voorts is ter zitting weersproken dat klaagster zo vaak gevisiteerd is aangezien niemand zo vaak gevisiteerd wordt. De beroepscommissie is van oordeel dat klaagsters stelling, dat zij in iets meer dan zes maanden tijd 25 keer gevisiteerd zou zijn, niet aannemelijk is geworden. Dit klemt te meer nu klaagster pas in beroep de data heeft genoemd waarop zij gevisiteerd zou zijn. Het is voor de inrichting praktisch onmogelijk om ruim een jaar na dato nog bij het personeel na te gaan of klaagster op de door haar genoemde data daadwerkelijk gevisiteerd is.
Klaagsters stelling dat zij soms met meerdere gedetineerden tegelijk (met soms wel acht gedetineerden tegelijk) gevisiteerd werd is naar het oordeel van de beroepscommissie voldoende weersproken. Ten aanzien van de wijze waarop de visitaties plaatsvonden, acht de beroepscommissie niet aannemelijk geworden dat de privacy van klaagster tijdens de visitaties niet in acht is genomen. De beroepscommissie volgt klaagster dan ook niet in deze stelling.
De beroepscommissie zal het beroep dan ook ongegrond verklaren en de uitspraak van de beklagrechter bevestigen met wijziging van de gronden.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter met wijziging van de gronden.
Deze uitspraak is op 24 mei 2022 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. A. Jongsma, voorzitter, F. van Dekken en mr. M.F.A. van Pelt, leden, bijgestaan door mr. M.S. Ferenczy, secretaris.
secretaris voorzitter