Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 08/0324/GV, 3 maart 2008, beroep
Uitspraakdatum:03-03-2008

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 08/324/GV

betreft: [klager] datum: 3 maart 2008

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 25 januari 2008 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om zijn beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof niet-ontvankelijk verklaard.

2. De standpunten
Klager heeft het beroep als volgt toegelicht. Gelet op de ter zake geldende regelingen heeft klager recht op zesmaal algemeen verlof in de periode van 22 maart 2008 tot zijn vermoedelijke ontslagdatum, vooralsnog vastgesteld op 22 maart 2009.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager heeft reeds viermaal een verlofaanvraag ingediend. Dit impliceert dat hij nog tweemaal een aanvraag kan doen. Door een vervolgvonnis is zijn vermoedelijke ontslagdatum verschoven naar 22 maart 2009. Omdat klager thans formeel niet in aanmerking
komt voor het aanvragen van algemeen verlof is de aanvraag niet-ontvankelijk verklaard. Klager kan, op basis van de huidige gegevens, zijn eerstvolgende verlofaanvraag doen omstreeks november 2008.

De directeur van de gevangenis Grave heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van 16 maanden met aftrek, wegens bedrog. Aansluitend dient hij gevangenisstraffen van in totaal vijf maanden en zes weken te ondergaan. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 16 mei 2008.
Aansluitend dient hij eventueel een subsidiaire hechtenis van 301 dagen te ondergaan.

Het beroep richt zich tegen de niet-ontvankelijk verklaring van klagers vijfde verlofaanvraag. Hij kan in totaal zes verlofaanvragen indienen.

Ingevolge artikel 14 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting komt een gedetineerde eerst voor algemeen verlof in aanmerking wanneer hij, al dan niet onherroepelijk, is veroordeeld tot een vrijheidsstraf en ingeval de veroordeling
onherroepelijk is, hij ten minste een derde deel van de onvoorwaardelijk opgelegde straf heeft ondergaan dan wel, ingeval de veroordeling nog niet onherroepelijk is, de duur van de in voorlopige hechtenis doorgebrachte tijd ten minste gelijk is aan een
derde deel van de onvoorwaardelijk opgelegde straf; en zijn strafrestant nog ten minste drie maanden en ten hoogste een jaar bedraagt.
Bij het bepalen van het strafrestant wordt ook de vervangende hechtenis op grond van de artikelen 24c en 36f, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht meegeteld.
Gelet op vorenstaande en het gegeven dat klager, voordat zijn vermoedelijke ontslagdatum door een vervolgvonnis is verschoven, reeds vier aanvragen heeft ingediend, resten hem er twee, waarvan hij de eerste omstreeks november 2008 kan indienen. Het
beroep is mitsdien ongegrond.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 3 maart 2008.

secretaris voorzitter

Naar boven