Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 07/2709/TP, 22 februari 2008, beroep
Uitspraakdatum:22-02-2008

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 07/2709/TP

betreft: [klager] datum: 22 februari 2008

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt), heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. N.A. Heidanus, namens

[...], verder te noemen klager,

tegen een beslissing van de Staatssecretaris van Justitie, verder te noemen de Staatssecretaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman mr. N.A. Heidanus om het beroep schriftelijk toe te lichten.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft de termijn waarin klager wacht op plaatsing in een inrichting voor verpleging van ter beschikking gestelden (tbs-inrichting) met ingang van 25 september 2007 verlengd tot en met 23 december 2007.

2. De feiten
Klager is bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak van 6 november 2003 veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van acht jaar met aftrek én ter beschikking gesteld (tbs) met bevel dat hij van overheidswege zal worden verpleegd.
De Minister heeft klager meegedeeld dat hij gedurende de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf met ingang van 8 april 2005 in aanmerking komt voor vervroegde tenuitvoerlegging van de hem tevens opgelegde tbs en dat hij op laatstgenoemde datum in
afwachting van plaatsing in een tbs-inrichting op een wachtlijst is geplaatst.
Bij brief van 24 september 2007 heeft de Staatssecretaris klager bericht dat hij nog niet geplaatst kon worden in een tbs-inrichting en dat de wachttermijn voor plaatsing met ingang van 25 september 2007 met drie maanden is verlengd tot en met 23
december 2007.
De datum van vervroegde invrijheidstelling van klager én aansluitende aanvang van zijn tbs is 25 december 2007.
Klager verbleef in de gevangenis Veenhuizen. Op 26 oktober 2007 is hij geplaatst op een afdeling voor preklinische behandeling in de PI Oosterhoek te Grave.
De Staatssecretaris heeft op 29 augustus 2007 beslist klager te plaatsen in het forensisch psychiatrisch centrum De Rooyse Wissel te Venray. Deze plaatsing was ten tijde van het beroep nog niet gerealiseerd.

3. De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Op 2 oktober 2007 is klager schriftelijk meegedeeld dat zijn Fokkens-wachttijd met drie maanden is verlengd. Volgens de Staatssecretaris zou uit een handgeschreven notitie op een fax van de gevangenis
Veenhuizen van 25 september 2007 afgeleid moeten worden dat de beslissing op 25 september 2007 aan klager is uitgereikt, maar dat is niet duidelijk. Bij gebrek aan deugdelijk bewijs moet er van worden uitgegaan dat klager pas op 2 oktober 2007 en
derhalve te laat de beslissing is uitgereikt.
De Fokkens-regeling geeft weliswaar geen onaantastbaar recht op plaatsing maar bewerkstelligt wel dat de selectieprocedure voor de plaatsing in de tbs-kliniek eerder een aanvang neemt dan het geval zou zijn geweest na het verstrijken van de v.i.-datum.
In de praktijk is de capaciteit van tbs-klinieken onvoldoende en worden tbs-gestelden de facto nimmer vóór de v.i.-datum geplaatst in een tbs-kliniek behoudens detentieongeschiktheid en/of een materiële gegrondverklaring. Daarmee wordt de
Fokkens-regeling tot een dode letter. Het ministerie van Justitie kan zich in deze context niet beroepen op een capaciteitsgebrek en/of overmacht daar zij reeds tientallen jaren de gelegenheid heeft gehad om het capaciteitsgebrek op te lossen. Klager
is
sedert 8 april 2005 Fokkens-passant. De Fokkens-regeling is bedoeld om een Fokkens-wachtende vervroegd in een tbs-kliniek te plaatsen vanuit de noodzaak van behandeling. Klager is het wachten beu en ondervindt dat zijn motivatie voor een passende
tbs-behandeling tanende is en dat de uitzichtloosheid als gevolg van het wachten onevenredig wordt vergroot. De vraag of klager detentieongeschikt is, kan de raadsman thans onvoldoende beantwoorden en bij gebrek aan wetenschap wordt thans gesteld dat
klager detentieongeschikt is. De psychische conditie van klager is de afgelopen tijd verslechterd. Verzocht wordt om het beroep gegrond te verklaren, de beslissing van de Staatssecretaris op formele en materiële gronden te vernietigen en klager met
voorrang in een tbs-kliniek te plaatsen en aan hem een passende tegemoetkoming toe te kennen.

Namens de Staatssecretaris is inzake het beroep het volgende standpunt naar voren gebracht. De beslissing dateert van 24 september 2007 en is op die datum gefaxt naar de gevangenis Veenhuizen. In een bijgaande brief is verzocht om de datum van
uitreiking van de brief te registeren en terug te faxen. Op 25 september 2007 is de brief per fax retour ontvangen vanuit de gevangenis Veenhuizen met daarop geschreven de datum van 25 september 2007. Met andere woorden: de beslissing is aan klager
uitgereikt op 25 september 2007 en niet zoals klager stelt op 2 oktober 2007. Het beroep van klager is op 9 oktober 2007, en derhalve niet tijdig, ingediend. Verzocht wordt om klager niet-ontvankelijk in het beroep te verklaren.
Klager komt vanaf 8 april 2005 in aanmerking voor vervroegde tenuitvoerlegging van de aan hem opgelegde tbs. Deze datum bepaalt zijn plaats op de wachtlijst voor selectie en plaatsing in een tbs-inrichting. Van de volgorde van de wachtlijst wordt
slechts in zeer bijzondere gevallen afgeweken, namelijk wanneer de psychische conditie van de tbs-gestelde zodanig is dat de situatie in de p.i. onhoudbaar is en/of van detentieongeschiktheid kan worden gesproken. Vanuit de p.i., waar klager verblijft,
zijn geen signalen van detentieongeschiktheid of van sterk verminderde detentiegeschiktheid ontvangen. Ook uit het hoorverslag zijn geen bijzonderheden over klagers psychische conditie naar voren gekomen. Aan het Nederlands Instituut voor Forensische
Psychiatrie en Psychologie (NIFP) is verzocht om nader te berichten omtrent klagers psychische conditie.
Klagers v.i.-datum is bepaald op 25 december 2007. Aan het verblijf van klager in een p.i. ligt de titel van gevangenisstraf ten grondslag. Het beroep dient ongegrond te worden verklaard.

Uit de rapportage van het NIFP te Arnhem van 23 november 2007 blijkt dat het verantwoord is dat klager langer in een p.i. verblijft in afwachting van plaatsing in een tbs-inrichting.

4. De beoordeling
Namens de Staatssecretaris is betwist dat de bestreden beslissing op 2 oktober 2007 aan klager is uitgereikt. Uit de aantekening ‘gefaxed 25/09/07’ zou kunnen worden opgemaakt dat de beslissing op 25 september 2007 aan klager is uitgereikt.
Naar het oordeel van de beroepscommissie is deze aantekening niet zo duidelijk dat dit tot de conclusie dient te leiden dat de beslissing op laatstgenoemde datum aan klager is uitgereikt. Zij geeft klager het voordeel van de twijfel en zal hem in zijn
beroep, dat is ingediend op 9 oktober 2007, ontvangen.

Uit het bovenstaande volgt dat niet is gebleken dat de beslissing tijdig aan klager is uitgereikt en dat tijdig is voldaan aan de in artikel 27, vijfde lid, van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing gedetineerden neergelegde
informatieplicht.
Mitsdien is het beroep gegrond en dient de beslissing van de Staatssecretaris tot verlenging van de wachttermijn op formele grond te worden vernietigd.

Klager dient, gelet op het vorenoverwogene, een tegemoetkoming te worden geboden. De beroepscommissie zal deze tegemoetkoming vaststellen op € 50,=.

Klager was ten tijde van de bestreden beslissing als gevolg van het capaciteitstekort nog niet geplaatst in een tbs-inrichting. Op dat moment lag de vrijheidsstraf aan het verblijf van klager in een p.i. ten grondslag en niet de hem tevens opgelegde
tbs; deze was nog niet aangevangen.

Het capaciteitstekort kan naar het oordeel van de beroepscommissie een grond voor uitstel van de voorgenomen vervroegde plaatsing in een tbs-inrichting vormen, tenzij blijkt van bijzondere omstandigheden zoals een psychische conditie van klager die
zodanig is dat langer verblijf in een p.i. medisch niet verantwoord is. In dat geval is sprake van detentieongeschiktheid en dient om die reden plaatsing met voorrang gerealiseerd te worden.

Uit de medische verklaring van het NIFP Arnhem van 23 november 2007 blijkt dat de psychische conditie van klager op dat moment niet van dien aard was dat een verder verblijf in een p.i. als onverantwoord moest worden beschouwd.
De beroepscommissie gaat er derhalve van uit dat er ten tijde van de bestreden beslissing geen aanleiding bestond om klager bij voorrang in een tbs-inrichting te plaatsen.

De beroepscommissie is van oordeel, gelet op het hiervoor overwogene, dat de bestreden beslissing, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk kan worden aangemerkt en dat de wachttermijn voor plaatsing in een
tbs-inrichting mocht worden verlengd van 25 september 2007 tot en met 23 december 2007.

Nu de bestreden beslissing op formele grond dient te worden vernietigd zal de beroepscommissie met toepassing van het bepaalde in artikel 76, derde lid, Pbw in verbinding met artikel 66, derde lid onder b, en artikel 69, vijfde lid, Bvt bepalen dat
haar
uitspraak met betrekking tot de verlenging van de wachttermijn in de plaats treedt van de bestreden beslissing.

Overigens wordt nog overwogen dat de omstandigheid dat na het nemen van de bestreden beslissing op 25 december 2007 de tbs van klager is aangevangen niet afdoet aan het oordeel dat ten tijde van het verstrijken van de onderhavige wachttermijn nog
verlenging krachtens artikel 76 PBW mogelijk was. Wel dient hij vanaf 25 december 2007 te worden beschouwd als tbs-passant in de zin van artikel 12 Bvt.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond op formele grond en vernietigt de bestreden beslissing. Zij bepaalt dat haar uitspraak in de plaats treedt van deze beslissing en bepaalt derhalve dat de wachttermijn voor plaatsing in een tbs-inrichting
wordt verlengd van 25 september 2007 tot en met 23 december 2007.
Zij bepaalt de aan klager ten laste van de Staatssecretaris toekomende tegemoetkoming op € 50,= .

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr.S.L. Donker, voorzitter, mr. drs. F.A.M. Bakker en drs. G.A.M. Mensing, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 22 februari 2008

secretaris voorzitter

Naar boven