Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 07/3498/GB, 21 februari 2008, beroep
Uitspraakdatum:21-02-2008

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 07/3498/GB

Betreft: [klager] datum: 21 februari 2008

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M.L. van Gaalen, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 20 december 2007 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers bezwaarschrift gericht tegen de overplaatsing van klager naar de locatie Westlinge ongegrond verklaard.

2. De feiten
Klager is sedert 5 januari 2005 gedetineerd. Hij verblijft in de gevangenis
Zuyderbos te Heerhugowaard. Op 7 november 2007 is klager geselecteerd voor de locatie Westlinge te Heerhugowaard, waar een regime van algehele gemeenschap geldt en een beperkt beveiligingsniveau. Deze overplaatsing was ten tijde van het instellen van
het beroep nog niet gerealiseerd.

3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. De beslissing is gebrekkig gemotiveerd. Voor klager is volstrekt onduidelijk wat de selectiefunctionaris bedoelt met de zinsnede dat het noodzakelijk is eerst meer zicht te krijgen hoe klager
met
de volgende gedragsinterventies omgaat qua leermogelijkheid. De selectiefunctionaris heeft voorts niet inzichtelijk gemaakt waarom die noodzaak bestaat. Het Coördinatiebureau terugdringing recidive (hierna: CBTR) heeft geoordeeld dat de door klager
gevolgde leefstijlcursus door hem met positief resultaat is afgerond. De enkele omstandigheid dat het CBTR van mening is dat die cursus bij nader inzien niet op klager van toepassing is, en om die reden de cursus voortijdig moest worden beëindigd,
leidt
niet tot de conclusie dat er enige twijfel over de inzet van klager kan zijn. Immers klager heeft zich voldoende ingezet. Uit niets blijkt waarop de bestaande twijfel is gebaseerd.
De selectiefunctionaris die de oorspronkelijke beslissing heeft genomen, beslist tevens op het bezwaarschrift. Er vindt geen enkele toetsing plaats. De beslissing is dan ook in strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht. Het verzoek in aanmerking te komen voor een gestapeld traject is afgewezen, vanwege enkele passages in het adviesrapport ZBBI/PP/ET van Brijder
verslavingszorg.
Daarbij wordt een beroep gedaan op de volgende citaten uit dit rapport:
”-Tijdens de huidige detentie heeft hij de Leefstijltraining justitiabelen (LTj) gevolgd. Hieruit kwam naar voren dat er een terugval in het middelengebruik bestaat omdat hij weinig inzicht lijkt te hebben in het middelengebruik en hij weinig openheid
toont tijdens de training.
- Tijdens deze training bleek het voor betrokkene moelijk om open over zijn delict te praten. Hierdoor is het verband tussen het middelengebruik en het delictgedrag onvoldoende uitgelegd.
- Tijdens de training was er sprake van weerstand en achterdocht bij betrokkene. De weerstand is enigszins geweken door aanpassing van de training. Uit de training blijkt dat hij niet voornemens is om te stoppen met het gebruik van cannabis omdat dit
middel hem rustig maakt. Wel zegt hij te proberen minder te gebruiken.
- Betrokkene zal zich dan ook begeleidbaar op moeten stellen en openheid moeten geven.
- Tijdens de LTj kan hij moeilijk naar zichzelf kijken waardoor zijn inzicht in de gevaarsrisico’s beperkt blijft. Het volgen van trainingen en behandeling vindt hij niet erg zinvol, hij is naar zijn mening eerder gebaat bij het regelen van praktische
zaken.
- Enkel doordat hij weinig inzicht heeft in zijn eigen gedrag en weinig openheid toont tijdens de LTj leert hij geen vaardigheden die hem kunnen helpen om tot gedragsverandering te komen.
- De heer Hummen zegt graag te willen veranderen maar heeft weinig inzicht in zijn eigen gedrag. Hij staat niet open tijdens trainingen en ziet hiervan het nut niet in.”

De wet schrijft niet voor dat de beslissing op het bezwaarschrift door iemand anders moet worden genomen dan degene die de oorspronkelijke beslissing heeft genomen. Het bezwaar wordt gezien als de mogelijkheid voor de gedetineerde om achteraf zijn
mening op de selectiebeslissing (en advies) te geven. Indien de betrokken selectiefunctionaris door het bezwaarschrift twijfelt over de door hem genomen selectiebeslissing, wordt in zijn algemeenheid een collega selectiefunctionaris geconsulteerd. Deze
handelwijze is niet in strijd met de Algemene wet bestuursrecht.
De selectiebeslissing is op een zorgvuldige wijze tot stand gekomen en niet onredelijk of onbillijk.

4. De beoordeling
4.1. Op grond van artikel 2, derde lid, van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden, komen voor plaatsing in een z.b.b.i. of afdeling in aanmerking gedetineerden ten aanzien van wie een door de selectiefunctionaris akkoord
bevonden voorstel voor deelname aan een penitentiar programma aanwezig is. Het verblijf in de z.b.b.i. direct voorafgaande aan de plaatsing in het penitentiair programma duurt maximaal zes maanden.

4.2. In de toelichting op dit artikel staat dat bij de plaatsing in zeer beperkt en beperkt beveiligde inrichtingen de beoordeling of de gedetineerde geschikt is tot terugkeer in de samenleving een belangrijke rol speelt. Indicator bij de
beoordeling
daarvan is of de gedetineerde reeds eerder tijdens de huidige detentie met goed resultaat bewegingsvrijheid (onbegeleid) buiten de inrichting heeft genoten (algemeen verlof, schorsing van de preventieve hechtenis, incidenteel verlof,
strafonderbreking),
alsmede of zich daarna omstandigheden hebben voorgedaan die aan deze indicator ernstig afbreuk doen. Gelet op het open karakter van de inrichting of afdeling spelen de aard, zwaarte en achtergrond van het gepleegde delict en de persoonlijkheid van de
gedetineerde een rol bij de beoordeling of betrokkene geschikt is voor plaatsing in een zeer beperkt of beperkt beveiligde inrichting of afdeling (Stcrt 12 september 2000, 176, p. 9).

4.3. Op verzoek van het CBTR heeft de Brijder verslavingszorg op 19 oktober 2007 een rapport opgesteld over een eventuele plaatsing van klager in een z.b.b.i. met een mogelijke uitstroom naar een penitentiair programma/electronisch toezicht (PP/ET),
een zogenaamd gestapeld traject. De rapporteurs menen dat klager ondanks diens weerstanden tijdens de Leefstijltraining justitiabelen geschikt moet worden geacht voor een dergelijk gestapeld traject. In verband met het risico op terugval in het
middelengebruik adviseren de rapporteurs klager wekelijks te controleren op het gebruik van alcohol en drugs. Ook adviseren de rapporteurs de trainers van de training cognitieve vaardigheden (CoVa-training) bij klager alert te zijn op mogelijke
problemen in de agressieregulatie. De directeur van de gevangenis Zuyderbos heeft eveneens positief geadviseerd ten aanzien van klagers overplaatsing naar een z.b.b.i. In afwijking van voormelde adviezen heeft de selectiefunctionaris het
selectievoorstel echter afgewezen.

De beroepscommissie stelt voorop dat de selectiefunctionaris een eigen afweging heeft te maken omtrent klagers geschiktheid voor overplaatsing naar een z.b.b.i. en deelname aan een p.p. Alvorens tot die afweging te komen had de selectiefunctionaris
overigens een nader advies kunnen vragen. De beslissing van de selectiefunctionaris om onder verwijzing naar de passages uit het rapport van de Brijder Verslavingszorg, een plaatsing in een z.b.b.i. en deelname aan een p.p. afhankelijk te stellen van
het verloop van de door klager in januari 2008 te volgen gedragsinterventie (Cova-training), is bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet onredelijk of onbillijk te achten. Het beroep is derhalve ongegrond.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema, voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en dr. G.J. Fleers, leden, in tegenwoordigheid van R. Kokee, secretaris, op 21 februari 2008

secretaris voorzitter

Naar boven