Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 07/2266/TA, 21 februari 2008, beroep
Uitspraakdatum:21-02-2008

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 07/2266/TA

betreft: [klager] datum: 21 februari 2008

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift ingediend door mr. J.A.W. Knoester, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 16 augustus 2007 van de alleensprekende beklagrechter bij de Dr. S. van Mesdagkliniek te Groningen, verder te noemen de inrichting,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 12 december 2007, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr.K.J. Kerdel, en namens het hoofd van voormelde tbs-inrichting, [...],
staffunctionaris
Juridische Zaken en [...], coördinerend sociotherapeut.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft de weigering van de inrichting om € 700,= van klagers spaargeld over te maken naar zijn partner in verband met een verhuizing.

De beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

De standpunten
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.

De bestreden beslissing is genomen in strijd met artikel 65 Bvt, ten onrechte heeft de beklagrechter niet binnen een termijn van vier weken uitspraak gedaan. Evenmin is blijk gegeven van bijzondere omstandigheden die een verlenging van de wettelijke
termijn rechtvaardigen.

Voorts is de bestreden beslissing in strijd met artikel 59, derde lid, Bvt. Het beklag is behandeld door een enkelvoudige kamer, terwijl geen sprake is van een beklag van eenvoudige aard.

De folder ‘spaarregeling patiënten’ kan niet als regelgeving worden bestempeld. De inrichting had een belangenafweging moeten maken die in concrete omstandigheden ertoe had moeten leiden dat het verzoek van klager had moeten worden toegewezen
De financiële ondersteuning is van groot belang voor klagers vrouw. Zij heeft nu een lening moeten afsluiten. Klager is in gemeenschap van goederen getrouwd.
Uitgangspunt van artikel 40 Rvt is dat de inrichting het geld voor de verpleegde beheert, omdat verpleegden niet in staat zijn om op een verantwoorde manier met hun geld om te gaan. In dit geval is er geen sprake van een onverantwoorde uitgave. Ook
voor
een eventueel toekomstige resocialisatie heeft klager geen geld nodig, want hij heeft een thuisfront.

Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Gelden die op klagers spaarrekening worden bijgeschreven worden aangemerkt als spaargelden welke gebruikt mogen worden voor resocialisatie doeleinden. In de folder ’Spaarregeling patiënten’ wordt aangegeven dat als een verpleegde € 2500,= heeft
gespaard, in overleg met het behandelteam het meerbedrag vrij kan worden besteed. Klager heeft € 800,= op zijn spaartegoed staan. Als daarvan € 700,= naar klagers echtgenote wordt overgemaakt, blijft er nauwelijks iets over.

2. De beoordeling
In artikel 65, eerste lid Bvt wordt vermeld dat de beklagrechter binnen een termijn van vier weken uitspraak doet, welke termijn in bijzondere omstandigheden met ten hoogste vier weken kan worden verlengd.
Klager heeft op 26 maart. 2007 beklag ingesteld. De beklagrechter heeft op 16 augustus 2007 uitspraak gedaan, ruim vier maanden na het indienen van het beklag.
De beroepscommissie acht het zeer wenselijk dat binnen de in artikel 65 Bvt vermelde termijn wordt beslist. De wetgever heeft echter geen gevolgen verbonden aan overschrijding van deze termijn.

In artikel 59, derde lid, Bvt is bepaald dat de voorzitter, dan wel een door hem aangewezen lid van de beklagcommissie, indien hij het beklag van eenvoudige aard, dan wel kennelijk niet ontvankelijk, kennelijk ongegrond of kennelijk gegrond acht, als
enkelvoudig lid van de beklagcommissie het klaagschrift kan afdoen.
Door klager is aangevoerd dat het onderzoek van de beklagcommissie onvoldoende en/of onvolledig is geweest. Daargelaten de juistheid van klagers stelling, kan daaraan voorbij worden gegaan nu het beklag in beroep opnieuw ten gronde wordt beoordeeld.

Artikel 40 van het Rvt bepaalt wat onder eigen geld van een verpleegde moet worden verstaan en regelt het beheer van dit eigen geld door het hoofd van de inrichting. De Nota van Toelichting op het Rvt houdt met betrekking tot artikel 40, voorzover hier
van belang, het volgende in: "Gedurende het verblijf in de inrichting kan de verpleegde geld ontvangen. Dit kan bijvoorbeeld zijn een uitkering wegens arbeidsongeschiktheid, het zak- en kleedgeld van de minister (zie de toelichting bij artikel 41),
geld
dat door familie aan hem wordt overgemaakt of het door hem in de inrichting verdiende geld. De Raad voor Strafrechtstoepassing en jeugdbescherming adviseerde de regel op te nemen dat de verpleegde vrij is te beschikken over zijn geld, tenzij in het
verplegings- en behandelingsplan anders wordt bepaald. Ik heb dit voorstel niet overgenomen. In verreweg de meeste gevallen zijn de verpleegden niet in staat om met hun geld op een verantwoorde manier om te gaan (men denke aan (gok)verslaving). Het
leren omgaan met geld is een van de vele aspecten van verpleging. Met het oog hierop is in dit artikel als uitgangspunt genomen dat de inrichting dit geld voor de verpleegde beheert, tenzij in het kader van de verpleging en behandeling is bepaald dat
de
verpleegde dit zelf kan doen. Dit zal met name in de latere fasen van de verpleging het geval zijn. Reeds vele jaren is het in deze gebruikelijk dat de inrichting ten behoeve van de verpleegde een rekening bijhoudt. In het derde lid is dit neergelegd."

De weigering van het hoofd van de inrichting een bedrag van € 700,= van klagers spaarrekening over te maken naar een rekening van klagers vrouw kan, gelet op de hem toekomende beheersbevoegdheid als bedoeld in artikel 40 van het Rvt alsook gelet op de
wijze waarop hij van die bevoegdheid gebruik heeft gemaakt, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Dit geldt te meer nu het tegoed op klagers spaarrekening
€ 800,= bedraagt.
Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

3. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart. het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. I.E. de Vries, voorzitter, mr. drs. T.A.M. Louwe en mr. C.A.M. Schaap-Meulemeester, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.A.H. de Bruin, secretaris, op 21 februari 2008

secretaris voorzitter

Naar boven