Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 21/19758/GA, 19 januari 2022, beroep
Uitspraakdatum:19-01-2022

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer          21/19758/GA                                   

 

Betreft [Klager]

Datum 19 januari 2022

 

Uitspraak van de beroepsrechter van de RSJ op het beroep van [Klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klagers raadsman, mr. W.S. de Zanger, heeft namens klager beroep ingesteld tegen een uitspraak van de beklagrechter bij de Penitentiaire Inrichting Lelystad van 21 januari 2021 (PL2020-1093). De uitspraak van de beklagrechter is bijgevoegd.

 

2. De ontvankelijkheid

Op grond van artikel 69, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) moet het met redenen omklede beroepschrift uiterlijk op de zevende dag na die van de ontvangst van het afschrift van de uitspraak onderscheidenlijk na die van de mondelinge mededeling van de uitspraak worden ingediend. De wet bepaalt dus binnen welke termijn een rechtsmiddel kan worden ingesteld. Die termijn is van openbare orde.

De uitspraak van de beklagrechter is op 21 januari 2021 mondeling medegedeeld aan klager, zijn raadsman en de directeur. Het beroepschrift dateert van 4 februari 2021 en is op het secretariaat van de RSJ op diezelfde dag ontvangen.

Klagers raadsman heeft in beroep aangevoerd dat de beklagrechter gezegd heeft dat voor het instellen van het beroep een termijn van veertien dagen geldt. De beroepscommissie acht dit niet aannemelijk geworden. De beklagrechter heeft mondeling uitspraak gedaan in het bijzijn van klager, zijn raadsman en de directeur. Onderaan de uitgewerkte uitspraak van de beklagrechter staat dat de procespartijen erop zijn gewezen dat zij de mogelijkheid hebben om binnen zeven dagen na de uitspraak beroep in te stellen door het indienen van een beroepschrift. De beroepscommissie heeft geen redenen om aan de juistheid hiervan te twijfelen.

Daar komt bovenop dat klager, zowel ter zitting van de beklagrechter als bij het instellen van het beroep, wordt bijgestaan door een advocaat. De advocaat is ervan op de hoogte, of had dat in ieder geval moeten zijn, dat voor het instellen van het beroep een termijn van zeven dagen geldt, gelet op artikel 69, eerste lid, van de Pbw.

Gelet op het voorgaande heeft klager niet tijdig beroep ingesteld, terwijl niet is gebleken dat daarvoor een goede reden bestond. De beroepsrechter zal klager daarom niet-ontvankelijk verklaren in zijn beroep.

 

3. De uitspraak

De beroepsrechter verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn beroep.

 

Deze uitspraak is op 19 januari 2022 gedaan door mr. T.B. Trotman, beroepsrechter, bijgestaan door mr. A. de Groot, secretaris.

secretaris        voorzitter

Naar boven