Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 21/20539/GB, 18 januari 2022, beroep
Uitspraakdatum:18-01-2022

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer          21/20539/GB

Betreft              [klager]

Datum              18 januari 2022

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft een verzoek gedaan tot overplaatsing naar het huis van bewaring (HVB) van de Penitentiaire Inrichting (PI) Dordrecht.

De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft dat verzoek op 12 maart 2021 afgewezen.

Klagers raadsvrouw, mr. M.M. Koers, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsvrouw en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

Op 7 juni 2021 is klager overgeplaatst naar het HVB van de PI Arnhem. Aan klager is gevraagd of hij in deze gewijzigde situatie nog steeds wil worden overgeplaatst naar het HVB van de PI Dordrecht. Klagers raadsvrouw heeft te kennen gegeven dat en waarom dat het geval is.

De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie van verweerder en de overige stukken.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Klager probeert al langere tijd te worden overgeplaatst naar een PI dichter bij zijn partner en dochtertje. Eerdere verzoeken zijn niet doorgezet, omdat via de casemanager steeds al bekend werd dat het Gedetineerden Recherche Informatiepunt (GRIP) negatief zou adviseren ten aanzien van de verzochte overplaatsing. Daardoor zijn meerdere verzoeken gedaan in een korte periode.

De reistijd naar de PI Dordrecht is voor klagers partner en dochter korter dan naar de locatie De Schie te Rotterdam. Klagers partner kan door medische problematiek niet lang in de auto zitten. Zij lijdt onder meer aan bekkeninstabiliteit en het carpale tunnelsyndroom. Zij heeft een invalidekaart. Zo’n kaart wordt niet zomaar afgegeven. De medische stukken zijn al eerder ingediend bij de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI). De betrokken instanties hebben allemaal positief geadviseerd of ten minste aangegeven geen bezwaar te hebben.

Standpunt van verweerder

De afstand van de woonplaats van klagers partner naar de PI Dordrecht is maar tien kilometer korter dan van haar woonplaats naar de locatie De Schie. Er wordt slechts in bijzondere omstandigheden overgegaan tot overplaatsing vanwege bezoekproblemen. Daarvan is niet gebleken.

 

3. De beoordeling

Klager verbleef in het HVB van de locatie De Schie. Hij wilde en wil graag worden overgeplaatst naar het HVB van de PI Dordrecht, omdat zijn partner en dochter hem dan gemakkelijker kunnen bezoeken.

Op grond van artikel 24, eerste lid, van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden wordt een gedetineerde die nog niet is veroordeeld, bij voorkeur in het arrondissement van vervolging geplaatst. Klager wordt vervolgd in het arrondissement Noord-Holland. Het staat echter niet ter discussie dat klager niet in dat arrondissement kan worden geplaatst, (mede) door zijn status als gedetineerde met een vlucht-/maatschappelijk risico.

Klager is – voor zover bekend – niet verstoken van bezoek. Verder staat vast dat de reisafstand tussen de woonplaats van klagers partner en de PI Dordrecht slechts iets korter is dan van haar woonplaats naar de locatie De Schie. Dat verschil is overigens iets groter ten opzichte van de PI Arnhem (waar klager op dit moment verblijft), maar ook dat verschil blijft beperkt tot ongeveer vijftien minuten.

Het is op zichzelf voorstelbaar dat een relatief klein verschil in reisafstand toch belangrijk is, vanwege de medische problematiek van klagers partner, maar die problematiek is niet (met stukken) onderbouwd. Klagers raadsvrouw schrijft dat de medische stukken eerder zijn ingediend bij de DJI, maar deze bevinden zich niet in dit dossier. De beroepscommissie kan die dus niet meenemen bij haar oordeel. Als uit de medische stukken daadwerkelijk (het vermoeden) zou volgen dat het zeer beperkte verschil in reisafstand en reistijd redelijkerwijs doorslaggevend zou kunnen zijn, dan had verweerder deze stukken kunnen voorleggen aan de medisch adviseur bij de afdeling Individuele Medische Advisering (IMA). Het huidige dossier biedt evenwel geen aanknopingspunten voor het oordeel dat verweerder dat had moeten doen.

Gelet op het voorgaande en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, kan de bestreden beslissing niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is op 18 januari 2022 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. A. Jongsma, voorzitter, mr. M.J. Stolwerk en drs. M.R. van Veen, leden, bijgestaan door mr. P. de Vries, secretaris.

secretaris        voorzitter

Naar boven