Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 21/23548/GB, 18 januari 2022, beroep
Uitspraakdatum:18-01-2022

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer                                                     21/23548/GB                                                                                         

Betreft                                                        klager

Datum                                                        18 januari 2022

 

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van klager (hierna: klager)

 

1. De procedure

De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft op 6 juli 2021 beslist klager te plaatsen in de gevangenis van de Penitentiaire Inrichting (PI) Ter Apel.

Klager heeft daartegen bezwaar ingesteld. Verweerder heeft op 24 september 2021 het bezwaar ongegrond verklaard.

Klagers raadsvrouw, mr. S. van Minderhout, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsvrouw en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie van verweerder en de overige stukken.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Klager verwijst naar de gronden in zaak 21/22087/GB, betreffende de afwijzing van klagers verzoek tot overplaatsing naar de PI Middelburg. Deze gronden dienen als hier herhaald en ingelast te worden beschouwd.

De bestreden beslissing is onzorgvuldig genomen zonder deugdelijke motivering of valide reden, waarbij klagers belangen onvoldoende zijn meegewogen. Klager acht de uitspraak van de beroepscommissie in 2015 (RSJ 30 maart 2015, 15/174/GB) over zijn plaatsing in de PI Ter Apel nog steeds relevant. Zoals nu het geval is, was klager toen ook verstoken van bezoek. Klager heeft een groot persoonlijk belang bij het kunnen ontvangen van bezoek. Klager ervaart een isolement. Hij zit in de laatste fase van zijn detentie en het kunnen ontvangen van bezoek is van groot belang voor zijn resocialisatie. Klager heeft tijdens zijn verblijf in de PI Vught al twee jaar geen bezoek kunnen ontvangen. Zo was zijn partner vanwege haar medische situatie niet in staat om naar Vught te reizen. Daarnaast kon klager niet naar een andere PI overgeplaatst worden vanwege zijn plaatsing en status op de lijst van gedetineerden met een vlucht-/maatschappelijk risico (GVM). Sinds 2021 is klagers GVM-status afgeschaald en zijn aan hem geen toezichtmaatregelen meer opgelegd. Dit vormt dus geen belemmering meer voor een overplaatsing naar een PI waar hij wel bezoek kan ontvangen. Klagers bezoek woont in België en Zeeland. De PI Ter Apel levert een reistijd op van zeven uur voor één bezoek. Dat is zeer aanzienlijk en levert ook hoge kosten op. Daarnaast kan klagers partner, zoals gezegd, niet dergelijke afstanden reizen in verband met haar medische situatie. Zij kwam wel op bezoek toen klager in de PI Middelburg verbleef. Onduidelijk is waarom klager niet overgeplaatst kan worden naar de PI Middelburg, maar gekozen is voor de PI Ter Apel. Klager ontkent alle verwijten die hem gemaakt worden vanuit de PI Middelburg. Klager vertoont goed gedrag en verbleef in de PI Vught in het plusprogramma.

Dat klager verstoken is geraakt van bezoek kan hem niet tegengeworpen worden. Het niet kunnen ontvangen van fysiek bezoek is in strijd met artikel 38 van de Penitentiaire beginselenwet. Skype is geen volwaardig alternatief voor bezoek.

Klager verzoekt om een financiële tegemoetkoming.

Standpunt van verweerder

Verweerder begrijpt dat klager in de buurt van zijn familie gedetineerd wil zijn en dat de PI Ter Apel ver weg is voor klagers bezoek. Echter, dient klager in een inrichting voor strafrechtelijk gedetineerde vreemdelingen (VRIS-inrichting) geplaatst te worden, nu in een andere PI er geen mogelijkheden zijn om klager voor te bereiden op de terugkeer en uitzetting naar zijn land van herkomst. Klagers einddatum staat gepland op 8 februari 2022. Daarnaast heeft het Openbaar Ministerie (OM) op 26 april 2021 negatief geadviseerd over klagers overplaatsing naar de PI Middelburg en gesteld dat klager, gelet op zijn status na detentie, in de PI Ter Apel geplaatst dient te worden.

In 2015 heeft de beroepscommissie geoordeeld dat duidelijk was dat klager in de PI Ter Apel verstoken was van bezoek en dat hij in de PI Middelburg wel bezoek ontving (RSJ 30 maart 2015, 15/174/GB). Verweerder verwijst voor het verdere detentieverloop naar de stukken. Klager ontving in de PI Middelburg wel bezoek, maar kan daar vanwege zijn gedrag en het detentieverloop niet geplaatst worden. Klager is vanwege bedreigingen en moeilijk te beteugelen gedrag in 2019 met spoed overgeplaatst naar de PI Vught. Dat klager dergelijk gedrag ontkent, maakt dit niet anders. Klager heeft in de PI Vught geen bezoek ontvangen, terwijl deze PI ook niet ver van België en Zeeland ligt. Verder heeft het OM in het advies van 26 april 2021 aangegeven dat niet duidelijk is waarom het bezoek is gestopt.

 

3. De beoordeling

Klager is sinds 16 september 2005 gedetineerd. Hij ondergaat een gevangenisstraf van 16 jaar vanwege moord, poging tot moord, bedreiging en belaging. De einddatum van klagers detentie is bepaald op 8 februari 2022.

Klager verbleef in de gevangenis van de PI Vught. Op 16 juli 2021 is hij in de gevangenis van de PI Ter Apel geplaatst, omdat hij na detentie geen rechtmatig verblijf heeft in Nederland. Klager is ongewenst vreemdeling verklaard.

Op grond van artikel 20b, eerste lid, van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (hierna: de Regeling) worden in een VRIS-inrichting gedetineerden geplaatst die geen rechtmatig verblijf hebben in Nederland (in de zin van artikel 8 van de Vreemdelingenwet 2000) en die zijn gedetineerd op grond van:

-    voorlopige hechtenis (door een bevel van gevangenneming of gevangenhouding);

-    een vrijheidsstraf; of

-    een maatregel tot plaatsing in een Inrichting voor Stelselmatige Daders.

Op grond van het derde lid van dit artikel kan hiervan worden afgeweken. Volgens vaste jurisprudentie van de beroepscommissie moet daarvoor echter sprake zijn van uitzonderlijke omstandigheden.

De PI Ter Apel is op dit moment de enige reguliere VRIS-inrichting. Klager voldoet aan de eisen van artikel 20b, eerste lid, van de Regeling en moet dus in beginsel in de PI Ter Apel worden geplaatst.

Als reden voor afwijking voor een plaatsing op grond van artikel 20b, eerste lid, van de Regeling wordt aangevoerd dat klager geen bezoek kan ontvangen in de PI Ter Apel. Het feitelijk verstoken zijn van bezoek kan volgens vaste jurisprudentie leiden tot een gegrondverklaring van het beroep.

De beroepscommissie overweegt echter het volgende.

Klager heeft aangevoerd dat zijn sociale contacten in Zeeland en België wonen en dat een reis naar Ter Apel voor hun tijdrovend en kostbaar is. Hoewel de beroepscommissie begrijpt dat klager dichterbij zijn familie en vrienden gedetineerd wil zijn, volgt uit de stukken dat klager tijdens zijn verblijf in de gevangenis van de PI Vught ook geen bezoek heeft ontvangen, terwijl deze inrichting aanzienlijk dichter bij Zeeland en België ligt. Daarnaast is de stelling dat klagers familie en vriendin niet op bezoek kunnen komen onvoldoende (schriftelijk) onderbouwd. Voorts komt uit het dossier naar voren dat klagers einddatum is bepaald op 8 februari 2022 en dat hij na detentie uitgezet zal worden naar België. Er is dus sprake van een relatief kort strafrestant. Deze omstandigheid is evident anders dan ten tijde van de beoordeling van de beroepscommissie in 2015 van klagers plaatsing in de PI Ter Apel (RSJ 30 maart 2015, 15/174/GB).

Gelet op het voorgaande is naar het oordeel van de beroepscommissie onvoldoende gebleken van uitzonderlijke omstandigheden. Gelet hierop en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, kan de bestreden beslissing niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is op 18 januari 2022 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. C. Fetter, voorzitter, mr. M.J. Stolwerk en drs. M.R. van Veen, leden, bijgestaan door J.A. van der Veen, secretaris.

secretaris                                                   voorzitter

Naar boven