Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 07/3198/TA, 21 februari 2008, beroep
Uitspraakdatum:21-02-2008

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 07/3198/TA

betreft: [klager] datum: 21 februari 2008

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. S.V. Hendriksen, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 16 november 2007 van de alleensprekende beklagrechter bij FPK Oldenkotte te Rekken, verder te noemen de inrichting,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft het hoofd van de inrichting in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman mr. S.V. Hendriksen om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft de overplaatsing van afdeling II-D naar afdeling III-A.

De beklagrechter heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Op grond van artikel 61 Bvt stelt de beklagcommissie klager en het hoofd van de inrichting in de gelegenheid omtrent het klaagschrift mondelinge opmerkingen te maken, tenzij zij het beklag aanstonds kennelijk niet-ontvankelijk, kennelijk ongegrond of
kennelijk gegrond acht. De beklagrechter heeft de wettelijke termijn voor het doen van een uitspraak met bijna tien weken overschreden. Om die reden had het klaagschrift inhoudelijk ter zitting moeten worden behandeld. Klager had willen belichten dat
de
interne overplaatsing past in de stelselmatige pesterijtjes waarvan hij slachtoffer is geworden. Hij kan zich niet aan de indruk onttrekken dat de interne overplaatsing er op is gericht hem op de longstay afdeling te plaatsen. Afdeling III-A moet
worden
gezien als het voorportaal van de longstay afdeling.
Het kan niet de bedoeling van de wetgever zijn geweest dat klager zich met een klacht tegen de interne overplaatsing tot de civiele rechter moet wenden.
Ten tijde van de door de beklagrechter geciteerde Memorie van toelichting (Mvt) bestond de longstay afdeling nog niet. De wetgever kan daarom niet hebben gedacht aan een tussenafdeling als afdeling III-A bij de beperking van het beklagrecht. Op grond
van artikel 56, eerste lid, onder e, Bvt kan beklag worden gedaan over een beslissing die een beperking inhoudt van een recht. Klager stelt dat de overplaatsing naar afdeling III-A als zodanig dient te worden gekwalificeerd.
De inrichting heeft alleen gesteld dat de overplaatsing niet beklagwaardig is omdat in hoofdstuk 3.4.2 van de huisregels uitsluitend overplaatsing naar afdeling I-A beklagwaardig zou zijn. Volgens de beroepscommissie (niet gepubliceerde uitspraak
00/182
van 30 mei 2000) moet bij elke gedraging worden geoordeeld in de geest van de Bvt. Daarnaast heeft de wetgever een niet-limitatieve opsomming van enkele concrete beslissingen in artikel 56 Bvt neergelegd.

Het hoofd van de inrichting heeft in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Krachtens artikel 31, derde lid, Bvt geschiedt plaatsing op of overplaatsing naar een afdeling binnen de inrichting door het hoofd van de inrichting met inachtneming van de in dat lid genoemde belangen. Blijkens de Mvt (Tweede Kamer, 1993-1994, 23 445,
nr. 3, p. 40) is met betrekking tot (over)plaatsing binnen de inrichting in artikel 56, eerste lid, Bvt slechts beklag opengesteld tegen plaatsing op een afdeling voor intensieve zorg als bedoeld in artikel 32 Bvt, daar beklag tegen iedere andere
(over)plaatsing de verpleging en behandeling te zeer zou verlammen.
Afdeling III-A is geen intensieve zorgafdeling en kan evenmin als een voorportaal van de longstay worden gezien. De inrichting heeft overigens geen longstay afdeling.
De beslissing tot overplaatsing van afdeling II-D naar afdeling III-A kan daarom niet worden aangemerkt als een beslissing waartegen beklag openstaat.

3. De beoordeling
In artikel 65, eerste lid, Bvt wordt vermeld dat de beklagcommissie binnen een termijn van vier weken uitspraak doet, welke termijn in bijzondere omstandigheden met ten hoogste vier weken kan worden verlengd. De beroepscommissie overweegt dat de
wetgever geen rechtsgevolgen aan overschrijding van de in artikel 65 Bvt vermelde termijn heeft verbonden.
Naar het oordeel van de beroepscommissie kan daaraan evenmin het gevolg worden verbonden dat de beklagrechter de klacht ter zitting had moeten behandelen.

Inhoudelijk wordt het volgende overwogen.
Hetgeen in beroep is aangevoerd kan - voor zover dat is komen vast te staan - naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagrechter. Naast hetgeen de beklagrechter heeft overwogen, is verder nog van
belang dat tbs-inrichtingen geen interne longstay afdeling hebben, dat er wel landelijke longstayvoorzieningen zijn, alsmede dat tegen een beslissing van de Staatssecretaris tot plaatsing in een landelijke longstayvoorziening rechtstreeks beroep bij de
beroepscommissie openstaat. Overigens heeft Oldenkotte aangegeven dat afdeling III-A niet als voorportaal van de longstay kan worden gezien.
Verder is noch de beklagrechter noch de beroepscommissie bevoegd te treden in een door een tbs-inrichting voorgestane behandeling. Klagers raadsman kan derhalve niet worden gevolgd in de stelling dat klagers klacht op grond van artikel 56, eerste lid,
onder e, Bvt beklagwaardig zou zijn.

Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. S.L. Donker, voorzitter, drs. G.A.M. Mensing en mr. A.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 21 februari 2008

secretaris voorzitter

Naar boven