Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 21/21640/GM, 24 januari 2022, beroep
Uitspraakdatum:24-01-2022

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer          21/21640/GM           

 

Betreft [klager]

Datum 24 januari 2022

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft zich door middel van klachtformulieren van 19 maart 2021, 19 april 2021 en 22 april 2021 beklaagd over de weigering van het verlenen van toegang tot de noodzakelijke zorg door de inrichtingsarts en de weigering hem door te verwijzen naar de orthopedie in verband met klachten aan zijn rechterknie.

Klagers raadsvrouw, mr. M.F.M. Ortner, heeft op 26 mei 2021 beroep ingesteld tegen het medisch handelen van de inrichtingsarts van het Justitieel Complex (JC) Zaanstad (hierna: de inrichtingsarts).

Bij brief van 6 juli 2021 heeft de medisch adviseur bij het ministerie van Justitie & Veiligheid verslag gedaan van zijn bemiddeling.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsvrouw en […], hoofd zorg, namens de inrichtingsarts van het JC Zaanstad, gehoord op de digitale zitting van 28 september 2021.

De beroepscommissie heeft daarna klager, zijn raadsvrouw en de inrichtingsarts in de gelegenheid gesteld hun standpunten nader schriftelijk toe te lichten naar aanleiding van het schriftelijk verslag van de zitting. De beroepscommissie heeft op 29 september 2021 en op 28 oktober 2021 van de raadsvrouw een aanvullende reactie ontvangen. De beroepscommissie heeft geen nadere reactie van de inrichtingsarts ontvangen.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Op 22 april 2021 is een medisch beklag met een verzoek tot bemiddeling ingediend. Op dit verzoek is in eerste instantie geen reactie ontvangen. Vervolgens heeft de raadsvrouw rechtstreeks aan de medisch adviseur verzocht te bemiddelen. Omdat het hoofd zorg in eerste instantie niet had bemiddeld, kon de medisch adviseur klagers beklag niet in behandeling nemen. De medisch adviseur heeft dit ook teruggekoppeld aan het hoofd zorg. Daarna heeft klager een reactie van het hoofd zorg op zijn beklag ontvangen.

Klager stelt zich op het standpunt dat in het verleden van zijn rechterknie een MRI-scan is gemaakt en dat daarop een scheur zichtbaar was. Klager was topsporter en heeft toen niet gekozen voor een operatie. Nu is klager beperkt in zijn functioneren. In februari 2021 heeft klager aangegeven dat hij anderhalf jaar pijnklachten heeft aan zijn rechterknie. Alleen op 8 april 2021 is klager door de inrichtingsarts gezien. De inrichtingsarts heeft volgens klager MRI-beelden laten zien, waarop een scheur zichtbaar is en aangegeven dat een operatie zou moeten volgen. De inrichtingsarts heeft klager op dat moment niet onderzocht. Klager heeft meerdere malen verzocht om een nieuwe afspraak bij de inrichtingsarts, maar deze wordt hem telkens geweigerd. Er is informatie opgevraagd en door de inrichtingsarts wordt gesteld dat er geen MRI-beelden van de rechterknie van klager zijn en dat hij alleen in het ziekenhuis is geweest voor zijn linkerknie. De inrichtingsarts baseert zich op oude informatie uit 2016. De inrichtingsarts heeft toegezegd klager door te verwijzen naar een orthopeed in het ziekenhuis, zodat de operatie geregeld kon worden. Klager heeft vernomen dat de inrichtingsarts van gedachten is veranderd en zich op het standpunt stelt dat klager geen indicatie zou hebben om te worden geopereerd. De fysiotherapeut heeft klager aan zijn rechterknie behandeld en deze heeft uitgelegd dat hij alleen de omliggende spieren sterker kan maken en dat de oorzaak, de scheur, operatief verholpen moet worden. Tijdens het onderzoek is gevoeld aan de buitenkant van de knie, maar er was geen afwijking zichtbaar. Dat wil niet zeggen dat er geen probleem is aan de binnenkant. In mei 2021 heeft klager een kniebrace gekregen. Klager is onlangs bij de medische dienst geweest vanwege een blessure aan zijn enkel. Er is toen gezegd dat er aan de buitenkant niets was te zien en dat hij niet naar het ziekenhuis hoefde. Na aandringen mocht klager wel naar het ziekenhuis voor het maken van een foto van zijn enkel en toen bleek sprake te zijn van een scheur in de enkel. Hij zou enkele weken later terug moeten komen voor een controle, waarbij een nieuwe foto zou worden gemaakt van zijn enkel. Namens klager is vervolgens verzocht om dan ook meteen een foto van zijn rechterknie te maken. Dit heeft ertoe geleid dat de medische dienst de controle-afspraak voor zijn enkel heeft geannuleerd. Klager wenst met dit verhaal te benadrukken dat niet alles van buitenaf zichtbaar is. Klager heeft nu al twee jaar klachten aan zijn rechterknie en heeft dat meerdere malen aangegeven. In het medisch dossier staat dat na een jaar een herbeoordeling plaatsvindt, terwijl de klachten er toen al anderhalf jaar waren. Klager heeft veel vocht in zijn knie en kan niet naar behoren functioneren. Er is onvoldoende zorg geboden en klager voelt zich onvoldoende gehoord. Hij verblijft nu twee jaar in een inrichting voor stelselmatige daders, dus hij zal niet op korte termijn buiten detentie de vereiste zorg kunnen krijgen. Klager beklaagt zich er enerzijds over dat hij geen toegang krijgt tot de noodzakelijke zorg van de inrichtingsarts en anderzijds dat hem een noodzakelijke operatie wordt onthouden. Gelet op de langdurige pijnklachten, de beperking van klagers dagelijks functioneren, het advies van de fysiotherapeut en klagers strafrestant, had de inrichtingsarts klager nader dienen te onderzoeken en moeten doorverwijzen naar het ziekenhuis, nog los van de discussie of de oude MRI-beelden zien op klagers linker- of rechterknie.  

Klager heeft ter zitting aangegeven dat de inrichtingsarts de MRI-beelden heeft laten zien en de scheur in zijn knie heeft aangewezen. Klager betreurt het dat de inrichtingsarts nu stelt geen MRI-beelden van zijn rechterknie te hebben. Dat was rond mei 2021, want in april is hij bij de fysiotherapeut behandeld en die kon het probleem niet verhelpen, maar alleen de spieren behandelen. De fysiotherapeut heeft klager doorverwezen naar de inrichtingsarts, die hem weer heeft doorverwezen naar de orthopeed. Maar dit is teruggedraaid. De MRI-scan was in 2017 in het Dijklander Ziekenhuis in Hoorn. Er zijn onderzoeken gedaan aan beide knieën. Klager wil een MRI-scan laten maken, dan is het probleem gelijk te zien en op te lossen. Maar ze hebben hem zeven maanden tegengehouden. Klager begrijpt niet waarom ze hem niet naar het ziekenhuis laten gaan. Hij weet zelf aan welke knie hij pijn heeft. Hij wil een operatie. Klager heeft een kniebrace voor meer stevigheid. Hij kan bewegen, maar het doet pijn.

Standpunt van de inrichtingsarts

Met betrekking tot de klacht dat het hoofd zorg niet wil bemiddelen heeft het hoofd zorg naar voren gebracht dat vanwege de maatregelen rondom corona gedetineerden momenteel een schriftelijke afhandeling van klachten ontvangen. Dit staat vermeld in de schriftelijke reactie.

Klager heeft op de door hem ingediende klachten - drie - een schriftelijke reactie gehad van het hoofd zorg, op 12 april 2021, 27 mei 2021 en 10 juni 2021. Meer klachten zijn niet van klager ontvangen. Het is onduidelijk welke klacht wordt bedoeld als wordt geklaagd dat er niet is bemiddeld.

Ten aanzien van het standpunt dat een afspraak met de inrichtingsarts wordt geweigerd en dat klager aangeeft geen toegang tot de zorg van de inrichtingsarts te hebben, is het volgende aangevoerd.

Klager is op 10 februari 2021 vanuit DC Schiphol overgeplaatst naar JC Zaanstad. Bij de overplaatsing is door DC Schiphol geen melding gemaakt van een noodzakelijke knieoperatie, alleen dat klager fysiotherapie heeft voor zijn rechterknie. Dit is op advies van de inrichtingsarts voortgezet in het JC Zaanstad. In het dossier van DC Schiphol is te lezen dat klager na toezegging van de fysiotherapie geen verdere klachten aan de rechterknie heeft gemeld.

Vanaf 15 februari 2021 geeft klager bij de verpleegkundige aan dat hij sinds anderhalf jaar klachten heeft aan de rechterknie en dat er foto’s gemaakt zijn. Klager heeft toen bewust niet gekozen voor een operatie in verband met een wedstrijd. Met toestemming van klager is informatie opgevraagd in het Dijklander Ziekenhuis en bij de huisarts. De informatie van de huisarts is uit 2015 en 2016 en gaat over de linkerknie. Verder houdt die informatie in dat er een melding is in 2018 van klachten aan de rechterknie waarvoor klager tweemaal een injectie heeft gekregen, maar waarvoor geen ander beleid is bepaald. De informatie uit het ziekenhuis gaat over klagers linkerknie. De opgevraagde informatie is met klager gedeeld op 3 maart 2021. Klagers knieklachten waren die dag in elk geval niet zodanig dat klager niet kon sporten. Aan de fysiotherapeut is gemeld dat de ontvangen informatie over de linkerknie gaat. Hij heeft deze informatie in zijn onderzoek/behandeling meegenomen.

Op 8 april 2021 is klager gezien door de inrichtingsarts vanwege aanhoudende klachten aan de rechterknie. In dit gesprek heeft klager aangegeven jaren geleden rechts meniscusklachten te hebben ontwikkeld, waarvoor de orthopeed in het Dijklander Ziekenhuis in Hoorn na een MRI een ingreep heeft overwogen. Klager heeft aangegeven daar toen niet voor gekozen te hebben, dat hij heeft besloten tot zelfmedicatie en dat hij daarna weer een toename van de rechterknieklachten heeft ervaren. De inrichtingsarts signaleerde na onderzoek inderdaad een lichte hydrops, maar zag geen zichtbare afwijking. Omdat de ontvangen informatie vooral over de linkerknie gaat heeft de inrichtingsarts contact met het ziekenhuis gehad over de verstrekte informatie. Daaruit blijkt dat het laatste contact met klager in verband met de klachten aan de linkerknie in 2016 is geweest en dat aan hen geen klacht over de rechterknie is gemeld. Het ziekenhuis heeft aangegeven dat er geen reden is voor een herbeoordeling. De inrichtingsarts heeft op basis van het contact met het ziekenhuis en het eigen onderzoek besloten dat er geen indicatie is voor een nieuwe verwijzing. Op 22 april 2021 is dit nogmaals door een verpleegkundige uitgelegd aan klager. Klager heeft op 27 mei 2021 om een brace gevraagd. De inrichtingsarts heeft aangegeven dat deze mag worden ingevoerd. De klacht met betrekking tot de rechterknie is serieus genomen. De problemen met de rechterknie waren echter niet zodanig ernstig dat insturen naar het ziekenhuis was geïndiceerd.

Ten aanzien van het standpunt dat klager geen operatie krijgt ondanks dat een operatie zou zijn toegezegd en dat de behandeling alleen bestaat uit fysiotherapie, heeft het hoofd zorg benadrukt dat de klacht serieus is genomen. Klager geeft echter onjuiste informatie als hij meldt dat hij aan zijn rechterknie moest worden geopereerd. Het blijkt om zijn linkerknie te gaan. Met betrekking tot zijn rechterknie is er door de specialist in het Dijklander Ziekenhuis en binnen de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) geen toezegging gedaan voor een operatie.

Door de medische dienst opgevraagde informatie houdt in dat de huisarts klager heeft gezien in 2015 en 2016 in verband met klachten aan de linkerknie (en hem heeft verwezen voor verder onderzoek) en in 2018 in verband met klachten aan de rechterknie (en klager twee injecties tegen de pijn heeft gegeven). Klager is op 6 oktober 2016 gezien op de polikliniek waarbij geen afwijkingen aan de linkerknie zijn gezien, nadat op de Spoedeisende hulp op 1 oktober 2016 ook geen duidelijke aanwijzing voor ossaal letsel was geconstateerd. Op 13 april 2018 is een MRI gemaakt die geen ruptuur heeft laten zien.

Ter zitting heeft het hoofd zorg nader toegelicht dat de raadsvrouw heeft verzocht om alle MRI-beelden van klager maar dat zij die niet hebben en die ook niet kunnen terugvinden in het elektronisch patiëntendossier. Meestal ontvangen zij een verslag van de specialist en soms kunnen foto’s worden opgevraagd, maar niet altijd. Het gaat hier om onderzoeken uit 2016 en 2018 en zij zijn afgegaan op het verslag dat zij hebben gekregen. Er is een mailwisseling met de raadsvrouw geweest en het hoofd zorg heeft het dossier nog een keer laten doornemen en aan de raadsvrouw gevraagd wanneer het gesprek met de inrichtingsarts is geweest. Klager heeft tegen hen gezegd dat hij al langer klachten aan zijn rechterknie heeft. Klager is op 8 april 2021 gezien door de huisarts en toen is geconstateerd dat er geen reden was om klager voor zijn rechterknie in te sturen. Uit informatie van het Dijklander Ziekenhuis komt naar voren dat alleen van een mogelijke operatie aan de linkerknie sprake is geweest.

 

3. De beoordeling

Ontvankelijkheid

Ingevolge artikel 71c, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) doet de gedetineerde alvorens een beroepschrift in te dienen een schriftelijk verzoek aan de medisch adviseur bij het ministerie van Justitie en Veiligheid om te bemiddelen ter zake van de klacht.

Ingevolge artikel 71d, tweede lid, van de Pbw wordt het beroepschrift ingediend uiterlijk op de zevende dag na die van de ontvangst van de mededeling van de medisch adviseur.

Klager heeft op 26 mei 2021 en dus vóór ontvangst van het bemiddelingsverslag van 6 juli 2021 beroep ingesteld, naar aanleiding van een mededeling van 16 mei 2021 van de medisch adviseur dat klager niet de juiste procedure zou hebben doorlopen omdat hij het hoofd zorg niet eerst om bemiddeling zou hebben gevraagd. Gebleken is echter dat de klachten van 19 maart 2021, 19 april 2021 en 22 april 2021 eerst aan het hoofd zorg zijn voorgelegd en dat het hoofd zorg de klachten in verband met de coronamaatregelen schriftelijk heeft afgehandeld. Omdat klager zich niet kon verenigen met het door het hoofd zorg ingenomen standpunt is de medisch adviseur bij het ministerie van Justitie & Veiligheid bij brieven van 26 maart 2021, 19 april 2021 en 22 april 2021 (en 5 juni 2021) verzocht om ter zake van de klachten te bemiddelen. Deze verzoeken zijn volgens het bemiddelingsverslag van 6 juli 2021 (pas) op 2 juli 2021 bij de medisch adviseur ingekomen. Onder die omstandigheden moet het op 26 mei 2021 ingestelde beroep naar het oordeel van de beroepscommissie geacht worden (mede) te zijn ingediend naar aanleiding van het bemiddelingsverslag van 6 juli 2021, dat conform de wettelijke procedure naar aanleiding van de namens klager gedane verzoeken om bemiddeling tot stand is gekomen. Dat het beroep vóór de ontvangst van het afschrift van het bemiddelingsverslag van 6 juli 2021 is ingesteld, naar aanleiding van de onjuist gebleken mededeling van de medisch adviseur dat klager niet de juiste procedure zou hebben doorlopen, brengt dan ook niet mee dat klager niet in zijn beroep kan worden ontvangen.

Klager is ontvankelijk in zijn beroep.

Inhoudelijk

Op grond van het medisch dossier, de overige stukken, het verhandelde ter zitting en de schriftelijke reacties, blijkt van de volgende feiten en omstandigheden:

Klager is op 10 februari 2021 overgeplaatst naar het JC Zaanstad. Op 15 februari 2021 heeft klager bij de medische dienst aangegeven dat hij al sinds anderhalf jaar klachten heeft aan zijn rechterknie en dat eerder een MRI-scan/foto van zijn knie is gemaakt. Met instemming van klager heeft de inrichtingsarts informatie opgevraagd bij het Dijklander Ziekenhuis en bij de huisarts.

Uit de informatie van de huisarts blijkt dat het in 2015 en 2016 om klagers linkerknie ging en dat in 2018 sprake was van een melding van een klacht aan de rechterknie waarvoor klager tweemaal een injectie heeft gekregen, maar waarvoor geen ander beleid is bepaald. Uit de informatie van het ziekenhuis blijkt ook dat het om klagers linkerknie ging. Er is in 2018 een MRI-scan van de linkerknie gemaakt. Dit is op 3 maart 2021 aan klager verteld en er is overleg gevoerd met de fysiotherapeut. De inrichtingsarts heeft klager op 8 april 2021 gezien in verband met aanhoudende klachten aan de rechterknie. Volgens klager was eerder in het ziekenhuis een operatie geadviseerd, maar klager had daarvan afgezien in verband met zijn sport. De inrichtingsarts signaleerde na onderzoek een lichte hydrops, maar geen zichtbare afwijkingen. De inrichtingsarts heeft vervolgens contact gehad met de afdeling orthopedie in het ziekenhuis, waaruit naar voren is gekomen dat klager daar is gezien voor klachten aan de linkerknie, maar nooit voor de rechterknie en dat er geen indicatie is voor een herbeoordeling. De inrichtingsarts heeft op basis van de toegezonden informatie, het contact met het ziekenhuis en eigen onderzoek besloten klager niet te verwijzen naar de orthopeed en bepaald dat bij aanhoudende klachten over één jaar een herbeoordeling zal worden gedaan. In mei 2021 heeft klager om een brace gevraagd. Toen is besloten dat klager een brace mocht invoeren. Klager is vaker behandeld door de fysiotherapeut.

Klager heeft zijn klachten onder de aandacht van de medische dienst gebracht. Klager heeft meerdere keren om hulp gevraagd voor zijn rechterknieklachten en hij is van de opgevraagde informatie op de hoogte gesteld.

De beroepscommissie is van oordeel dat de inrichtingsarts voldoende heeft gedaan om informatie te verkrijgen van de huisarts en het Dijklander Ziekenhuis voor de beoordeling van klagers klachten aan zijn rechterknie. De inrichtingsarts heeft ook met de orthopeed van dat ziekenhuis overleg gevoerd over het verdere beleid. Gezien de opgevraagde informatie, het overleg met de orthopeed en het eigen onderzoek is de beoordeling door de inrichtingsarts dat er geen indicatie is voor doorverwijzing naar de orthopeed, niet onzorgvuldig of anderszins onjuist te noemen.

De medische dienst, waar klager bij herhaling is gezien, heeft daarnaast de fysiotherapeut ingeschakeld. Deze handelingen hebben plaatsgevonden binnen een tijdsbestek van vier maanden. Knieklachten kunnen over het algemeen lang duren en het effect van fysiotherapie heeft tijd nodig. Als effect uitblijft en de klachten persisteren zou alsnog overwogen kunnen worden om klager voor verdere diagnostiek naar de orthopedie door te verwijzen.  

Gelet op het voorgaande kan het handelen van de inrichtingsarts niet worden aangemerkt als in strijd met de norm zoals bedoeld in artikel 71f, derde lid, onder a of b, van de Pbw.

De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 

Deze uitspraak is op 24 januari 2022 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. N.C. van Lookeren Campagne, voorzitter, drs. B.A. Geurts en drs. P.J.M. van Puffelen, leden, bijgestaan door mr. K. Kiela, secretaris.

secretaris        voorzitter

Naar boven