Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 08/0149/SGA, 22 januari 2008, schorsing
Uitspraakdatum:22-01-2008

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 08/149/SGA

Betreft: [klager] datum: 22 januari 2008

De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift, ingediend door mr. M. van Stratum, advocaat te
’s-Gravenhage, namens

[...], verder verzoeker te noemen, verblijvende in de gevangenis De IJssel te Krimpen aan den IJssel.

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van voormelde gevangenis d.d. 21 januari 2008, inhoudende de afwijzing van het verzoek tot incidenteel
verlof teneinde de begrafenis van zijn overleden vader bij te wonen.

De voorzitter heeft kennisgenomen van de schriftelijke inlichtingen van de directeur d.d. 21 januari 2008. Uit de schriftelijke inlichtingen van de secretaris van de beklagcommissie bij voormelde inrichting d.d. 22 januari 2008 volgt dat zij het
schorsingsverzoek als klaagschrift hebben ingeschreven.

1. De standpunten van verzoeker en van de directeur
Namens verzoeker heeft mr. Van Stratum het volgende aangevoerd. Op 21 januari 2008 is telefonisch medegedeeld dat het verzoek voor het bijwonen van de begrafenis is afgewezen omdat verzoeker enige tijd terug al afscheid van zijn op dat moment nog
levende vader heeft kunnen nemen. Nu het zijn eigen vader betreft is dit niet zonder meer redengevend om die beslissing te dragen. De begrafenis is de laatste mogelijkheid voor verzoeker om waardig afscheid te kunnen nemen van zijn vader, teneinde zijn
dood te kunnen verwerken. Verzoeker heeft geen enkel bezwaar tegen incidenteel verlof onder begeleiding, hetgeen ook tot de mogelijkheden van de inrichting behoort.

Uit de inlichtingen van de directeur komt onder meer het volgende naar voren. Het verzoek tot het toekennen van verlof ligt inmiddels, vergezeld van een positief advies vanuit de inrichting, bij de selectiefunctionaris. Gezien de lengte van verzoekers
detentie is het conform het vastgelegde in de “Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting” aan de selectiefunctionaris voorbehouden om een verlof toe te staan. Binnen de afdeling BSD werd helaas wel de ongeschreven regel gebruikt dat in soortgelijke
situaties maar één keer verlof werd toegestaan; afscheid nemen kon ofwel bij leven ofwel na overlijden. Hierdoor werd ook maar één voorstel aan de selectiefunctionaris gedaan. De afdeling is daar vanaf heden op gecorrigeerd.

2. De beoordeling
Op grond van artikel 32, eerste en tweede lid, onder l, van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting beslist de Minister van Justitie op een verzoek op incidenteel verlof indien de gedetineerde, al dan niet onherroepelijk, is veroordeeld tot
een
onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van meer dan twee jaar. Vast is komen te staan dat de directeur heeft beslist op de aanvraag van verzoeker voor incidenteel verlof. Uit de brief van verzoekers raadsman blijkt dat verzoeker is veroordeeld tot een
gevangenisstraf van 12 jaar. Gelet hierop en op voormeld artikel had niet de directeur maar de minister de beslissing dienen te nemen. De bestreden beslissing is derhalve onbevoegd genomen.

De voorzitter overweegt echter dat verzoeker niet is gebaat bij een enkele beslissing tot schorsing, omdat dit niet kan leiden tot de door verzoeker gewenste situatie, namelijk toekenning van verlof. Daarvoor zou tevens nodig zijn een beslissing als
bedoeld in artikel 68, derde lid, sub a of b, van de Pbw. Voor een dergelijke beslissing is in de schorsingsprocedure geen ruimte.
Het verzoek zal worden afgewezen.

3. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek af.

Aldus gedaan door mr. J.I.M.W. Bartelds, voorzitter, in tegenwoordigheid van B.A. Bogaars, secretaris, op 22 januari 2008.

secretaris voorzitter

Naar boven