Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 07/2836/GV, 6 december 2008, beroep
Uitspraakdatum:06-12-2008

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 07/2836/GV

betreft: [klager] datum: 6 december 2007

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J.W.G.M. Kral, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 17 oktober 2007 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman om zijn beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Namens klager is aangevoerd dat zijn verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting ten onrechte is afgewezen. Dit is als volgt toegelicht. Ten onrechte is geen rekening gehouden met het positieve gedrag van klager in de inrichting en het feit
dat
de advocaat-generaal zich (onder voorwaarden) niet tegen het verlenen van verlof heeft verzet. Klager, die een verlofadres heeft, is akkoord met de gestelde voorwaarde. De reden waarom klager niet is teruggekeerd naar de inrichting is uitzonderlijk.
Tijdens detentie heeft klager een herseninfarct gehad en is bij hem darmkanker ontdekt. Beide aandoeningen hebben een forse geestelijke en lichamelijke impact op klager gehad. Na het infarct heeft klager langdurig moeten revalideren. De darmkanker
heeft er toe geleid dat klager een stoma heeft gekregen. Klager zal nog enkele (herstel)operaties moeten ondergaan. Het verlenen van verlof kan van positieve invloed zijn op het herstelproces.
De bestreden beslissing is voorts niet deugdelijk gemotiveerd. Gelet op de uitgebrachte adviezen is het de vraag of er naast het aangehaalde niet terugkeren naar de inrichting, andere negatieve adviezen of informatie over klager beschikbaar is. Klager
is niet bekend met negatieve aspecten. Voor zover kan worden nagegaan, is er geen informatie bij de reclassering ingewonnen, noch is de reclassering gevraagd om een risicorapportage. Dat laatste instrument zou een betrouwbaar middel kunnen zijn om na
te
gaan of er mogelijke risico’s aan het verlenen van verlof verbonden zijn. Het feit dat er geen risicorapportage is, kan klager niet tegengeworpen worden.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Klager keerde niet terug van een aan hem verleende schorsing. Tijdens deze periode maakte klager zich schuldig aan strafbare feiten, waarvoor hij inmiddels is veroordeeld. Ingevolge
artikel 4 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting vormen deze gegevens een contra-indicatie voor verlofverlening. Het geheel overziend is besloten de verlofaanvraag af te wijzen.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de gevangenis Grave heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag. De advocaat-generaal bij het ressortparket te Arnhem heeft positief geadviseerd onder de voorwaarde dat er geen contact met het slachtoffer wordt
opgenomen. De politie te Eindhoven heeft geen bezwaren tegen verlofverlening.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van 30 maanden met aftrek, wegens oplichting. Aansluitend dient hij een gevangenisstraf te ondergaan van in totaal 22 maanden. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 16 mei 2008.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers tweede verlofaanvraag. Hij kan in totaal zes verlofaanvragen indienen.

Vast is komen te staan dat klager gedurende zijn huidige detentie is ontvlucht van 27 februari 2006 tot 3 juli 2006 en tijdens deze periode een nieuw strafbaar feit heeft gepleegd. Voor dit strafbare feit is hij inmiddels veroordeeld. De
beroepscommissie is van oordeel dat voornoemde omstandigheden een forse contra-indicatie vormen voor verlofverlening en dat deze, ondanks de positieve adviezen van het Openbaar Ministerie en de politie, een afwijzing van klagers verlofaanvraag
rechtvaardigen. Derhalve is de beslissing van de Minister, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen en gelet op de weigeringsgronden zoals bedoeld in artikel 4 onder a en b van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (van 24
december 1998, nr. 733726/98/DJI), niet onredelijk of onbillijk.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van R. Kokee, secretaris, op 6 december 2007

secretaris voorzitter

Naar boven