Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-20/7002/GA, 5 januari 2022, beroep
Uitspraakdatum:05-01-2022

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

 

Nummer          R-20/7002/GA

 

Betreft [klager]

Datum 5 januari 2022

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft beklag ingesteld tegen de afmelding van zijn selectieverzoek bij de Divisie Individuele Zaken (DIZ) op 16 oktober 2019.

De beklagrechter bij de Penitentiaire Inrichting (PI) Sittard heeft op 30 april 2020 klager deels niet-ontvankelijk verklaard en het beklag deels gegrond verklaard en aan klager een tegemoetkoming toegekend van €5,- (G-2020-167). De uitspraak van de beklagrechter is bijgevoegd.

Klager heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld, ten aanzien van de gegrondverklaring tegen de hoogte van de toegekende tegemoetkoming.

De beroepscommissie heeft klager en de directeur van de PI Sittard in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Het klaagschrift van 3 maart 2020 betrof het onrechtmatig afmelden/intrekken van een selectieprocedure op last van de directie van de PI Sittard, terwijl dit verzoek al was ingediend bij de DIZ. Hierover heeft klager op 30 december 2019 al een beroepsschrift bij de beroepscommissie ingediend (RSJ 9 juli 2020, R-20/5689/GB). Het afmelden/intrekken is zonder klagers medewerking en medeweten gebeurd. Klager is hierover niet door de casemanager of directie geïnformeerd.

De tegemoetkoming van €5,- doet geen recht aan de gevolgen die gepaard gaan met het verzaken van de directie en casemanager en het klager maandenlang in het ongewisse laten over zijn detentietraject. Hierdoor is de kans om op een fatsoenlijke wijze aan klagers re integratie te werken volledig tot stilstand gebracht.

De gegrondverklaring en tegemoetkoming verhullen het probleem van het abrupt afmelden van een selectie die niet ingetrokken had mogen worden, maar louter toegewezen of afgewezen.

Standpunt van de directeur

De directeur heeft het standpunt in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling

Klager heeft op 3 maart 2020 geklaagd tegen het door de directie afmelden/intrekken van klagers selectieverzoek dat bij de DIZ lag. Uit het verweerschrift van de directeur blijkt dat de casemanager op 16 oktober 2019 een bericht naar de DIZ heeft verstuurd waarin staat: “VC is van mening zijn selectie in te trekken”. Op 27 januari 2020 is een (nieuw) selectieverzoek door de DIZ afgemeld.

De beklagrechter is ten onrechte ingegaan op de afmelding door de DIZ op 27 januari 2020, terwijl uit het klaagschrift blijkt dat het beklag ziet op de afmelding namens de directeur op 16 oktober 2019. De afmelding namens de directeur is een beklagwaardige beslissing, zoals bedoeld in artikel 60, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet. De beroepscommissie zal de uitspraak van de beklagrechter daarom vernietigen voor zover in beroep aan de orde. Zij zal om proceseconomische redenen als enige en hoogste instantie op het beklag beslissen.

De beroepscommissie stelt vast dat de casemanager het selectieverzoek namens de directeur heeft ingetrokken c.q. laten intrekken op 16 oktober 2019. De beroepscommissie is van oordeel dat de directeur onvoldoende zorgvuldig heeft gehandeld ten aanzien van klagers detentiefasering, nu hij het selectieverzoek zonder (gebleken) instemming van klager heeft ingetrokken. De beroepscommissie zal het beklag daarom gegrond verklaren. Zij vindt een tegemoetkoming van €7,50 passend voor het geleden ongemak als gevolg van de intrekking. Zij ziet geen aanleiding voor een (nog) hogere tegemoetkoming, omdat klager kort na de intrekking is teruggeplaatst naar het basisprogramma en daardoor de plaatsing in een Zeer Beperkt Beveiligde Inrichting geen doorgang zou vinden (vergelijk RSJ 9 juli 2020, R 20/5689/GB).

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de uitspraak van de beklagrechter voor zover in beroep aan de orde. De beroepscommissie verklaart het beklag gegrond. Zij kent aan klager een tegemoetkoming toe van €7,50.

Deze uitspraak is op 5 januari 2022 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. A. van Holten, voorzitter, mr. A. Jongsma en mr. A.M.G. Smit, leden, bijgestaan door mr. A. Laagland, secretaris.

secretaris        voorzitter

Naar boven