Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-20/8658/GA, 16 maart 2022, beroep
Uitspraakdatum:16-03-2022

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Vermissing  v

Nummer    R-20/8658/GA
    
            
Betreft    [klager]
Datum    16 maart 2022


Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van de directeur van de Penitentiaire Inrichting (PI) Nieuwegein (hierna: de directeur)

1. De procedure
[klager] (hierna: klager) heeft beklag ingesteld tegen de vermissing van zijn persoonlijke eigendommen na overplaatsing van de PI Nieuwegein naar de PI Krimpen aan den IJssel.

De beklagrechter bij de PI Nieuwegein heeft op 23 november 2020 het beklag gegrond verklaard en daarbij aan klager een tegemoetkoming toegekend van €202,37 (NM2020/246). De uitspraak van de beklagrechter is bijgevoegd.

De directeur heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld.

De beroepscommissie heeft klagers raadsvrouw mr. S. van Minderhout en de […], hoofd algemene zaken van de PI Nieuwegein, gehoord op de zitting van 11 november 2021 in het JC Zaanstad. De […] is telefonisch gehoord. 
De beroepscommissie heeft vervoer voor klager geregeld, zodat hij op de zitting kon worden gehoord. Klager heeft echter geen gebruik gemaakt van die mogelijkheid en voor afstand getekend.
[…], juridisch medewerker en kantoorgenoot van de raadsvrouw, was als toehoorder aanwezig.

2. De standpunten in beroep
Standpunt van de directeur
Klager heeft gesteld dat hij vijf en niet zes dozen met persoonlijke voorwerpen in de PI Krimpen aan den IJssel heeft ontvangen. Hoeveel dozen klager daadwerkelijk heeft ontvangen was voor de PI Nieuwegein niet objectief te toetsen. De PI Krimpen aan den IJssel heeft nimmer de vrachtbrief verstrekt van de ontvangen vracht van klager. De Dienst Vervoer en Ondersteuning (DV&O) is hierop door de PI Nieuwegein aangesproken. Immers zij hadden zes dozen opgehaald en kennelijk maar vijf dozen afgeleverd. De DV&O legde vervolgens de vrachtbrief over van de PI Krimpen aan den IJssel. Hieruit bleek dat de PI Krimpen aan den IJssel wel zes dozen van klager heeft ontvangen en voor de ontvangst daarvan heeft getekend. Voorgaande maakt duidelijk dat de PI Nieuwegein niet verantwoordelijk gehouden kan worden voor de vermissing van één doos met persoonlijke goederen van klager tijdens het vervoer. 
Standpunt van klager
Er is een vrachtbrief in het dossier met een handtekening en stempel van PI Nieuwegein en een handtekening met stempel van DV&O. Op de vrachtbrief die door de directeur is toegezonden, staat echter niet een stempel van de PI Nieuwegein. Er moet een handtekening met een stempel van de betreffende PI op staan. Ook is niet vast te stellen uit welke PI de handtekening van ontvangst afkomistig is. Klager trekt de waarde van de vrachtbrief in twijfel.  

3. De beoordeling
Klager stelt dat bij gelegenheid van zijn overplaatsing op 7 februari 2020 van PI Nieuwegein naar PI Krimpen aan den IJssel onder meer de volgende goederen vermist zijn geraakt: een trainingspak, merk Nike, een trainingsbroek, merk Nike, twee paar schoenen, merk Nike en Adidas, vier shirts, een koptelefoon, een Playstation II, 16-18 pakken Bar-le Duc en een kruidenbak. Klager heeft destijds niet zelf zijn goederen kunnen inpakken. De cel van klager is buiten zijn aanwezigheid ontruimd door het personeel. De persoonlijke eigendommen van klager zijn volgens de afdeling visitatie op 20 februari 2020 verstuurd. Omdat de cel van klager buiten zijn aanwezigheid is ontruimd door het personeel, is de verantwoordelijkheid van de voorwerpen die klager onder zich had, overgegaan op de directeur. 

Vervolgens dient de vraag te worden beantwoord tegen wie de onderhavige klacht had moeten worden gericht. Op het vervoer van goederen van gedetineerden is van toepassing de Circulaire vrachtvervoer en aansprakelijkheid bij schade van 31 oktober 2014, kenmerk 578934. Als uitgangspunt voor het vervoer van goederen van gedetineerden geldt dat de verzendende inrichting aansprakelijk is voor de vracht. Pas als de ontvangende inrichting voor ontvangst van de eigendommen heeft getekend, gaat deze aansprakelijkheid over op de ontvangende inrichting. Klachten behoren, afhankelijk van of er wel of niet getekend is voor ontvangst, bij de verzendende dan wel de ontvangende inrichting te worden ingediend. Bij aflevering van de vracht bij de ontvangende inrichting tekent de ontvanger met vermelding van diens naam voor ontvangst op de vrachtbrief. Een kopie van deze brief gaat mee met de chauffeur. Indien bij aflevering blijkt dat de zending niet compleet is, gaat het aanwezige deel mee terug met de chauffeur. 

De beroepscommissie stelt vast dat zich in het dossier een vrachtbrief 20024789 bevindt, bestemd als exemplaar voor de afzender, en een vrachtbrief 20024789 - door de directeur in beroep toegezonden - dat als exemplaar voor de vervoerder is aangemerkt. Op het laatstgenoemde exemplaar is een handtekening voor ontvangst geplaatst met datum 25 februari 2020. Daarbij gevoegd is een lijst van voorwerpen met daarop de handtekening van de visitatiemeester van de PI Krimpen aan den IJssel. De beroepscommissie constateert dat de handtekening voor ontvangst op de vrachtbrief en die van de visitatiemeester van de PI Krimpen op de lijst van voorwerpen sterke gelijkenis vertonen.    

De beroepscommissie is, gelet op het voorgaande, van oordeel dat voldoende aannemelijk is geworden dat klagers eigendommen, verpakt in zes dozen, op 25 februari 2020 in de PI Krimpen aan den IJssel zijn ontvangen en dat voor die ontvangst is getekend door een medewerker van de PI Krimpen aan den IJssel. Daarmee is de aansprakelijkheid voor vermissing van de door klager opgegeven goederen overgegaan op de directeur van de PI Krimpen aan den IJssel. De stelling van de raadsvrouw dat aan de waarde van de door de directeur toegezonden vrachtbrief moet worden getwijfeld, volgt de beroepscommissie niet. 

In het licht van het bepaalde in voormelde circulaire en gelet op de in beroep ingebrachte informatie als hierboven vermeld, luidt de conclusie dat klager zijn beklag had moeten indienen bij de commissie van toezicht bij de PI Krimpen aan den IJssel dan wel het beklag had in het kader van de doorzendplicht, door de beklagcommissie van de PI Nieuwegein ter behandeling moeten worden doorgezonden naar de beklagcommissie van de PI Krimpen aan den IJssel. De beroepscommissie zal dit laatste alsnog doen. Zij zal het beroep van de directeur dan ook gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagrechter vernietigen en het klaagschrift ter verdere behandeling verwijzen naar de beklagcommissie verbonden aan de PI Krimpen aan den IJssel.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verwijst het beklag ter verdere behandeling naar de beklagcommissie verbonden aan de PI Krimpen aan den IJssel. 


Deze uitspraak is op 16 maart 2022 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit 
mr. C. Fetter, voorzitter, mr. E. Lucas en mr. M.F.A. van Pelt, leden, bijgestaan door mr. K. Kiela, secretaris.
 
 
secretaris    voorzitter
 

Naar boven