Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 21/19663/GA, 24 maart 2022, beroep
Uitspraakdatum:24-03-2022

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

DBT  v

Nummer          21/19663/GA

Betreft              [klager]

Datum              24 maart 2022

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van de directeur van het Justitieel Complex (JC) Zaanstad (hierna: de directeur)

 

1. De procedure

[klager] (hierna: klager) heeft beklag ingesteld tegen de beslissing hem te degraderen naar het basisprogramma.

De beklagrechter bij het JC Zaanstad heeft op 20 januari 2021 het beklag gegrond verklaard en daarbij aan klager een tegemoetkoming toegekend van €30,- (ZS-ZZ-2020-531). De uitspraak van de beklagrechter is bijgevoegd.

De directeur heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld.

De beroepscommissie heeft […], plaatsvervangend directeur van het JC Zaanstad en klagers raadsvrouw mr. J. Verstegen gehoord op de zitting van 11 november 2021 in het JC Zaanstad.

De beroepscommissie heeft vervoer voor klager geregeld, zodat hij op de zitting kon worden gehoord. Klager heeft echter geen gebruik gemaakt van die mogelijkheid en voor afstand getekend in verband met een afspraak bij de tandarts.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van de directeur

Anders dan de uitspraak doet vermoeden is de degradatie niet enkel en alleen gebaseerd op een incidentele gebeurtenis. In de degradatiebeslissing heeft de directeur duidelijk het ‘dit kan beter-gedrag’, het oranje gedrag, van klager beschreven. Zo heeft de directeur duidelijk omschreven dat klager het moeilijk vindt om zich aan afspraken te houden, hij moeilijk een ‘nee’ accepteert en dat hij shopgedrag vertoont. Indien klager een antwoord krijgt dat hem niet bevalt, stelt hij de vraag aan een ander personeelslid net zolang tot klager het antwoord krijgt wat hij graag wil horen. Dit gedrag heeft de directeur meegewogen bij de beslissing om klager te degraderen. Daarnaast heeft klager een rapport gehad wegens een incident op de arbeid. Het gedrag dat klager structureel laat zien en het rapport hebben de directeur doen besluiten om klager te degraderen naar het basisprogramma.

De directeur heeft tijdens de beklagzitting aangegeven dat klager niet alleen op het incident op de arbeid is gedegradeerd maar dat hij zowel het rode als het oranje gedrag van klager heeft afgezet tegen het groene gedrag van klager. Dat is dan ook duidelijk vermeld in de degradatiebeslissing. De directeur heeft ter zitting van de beroepscommissie aangevoerd dat het rode in combinatie met het (donker)oranje gedrag als meer dan een incident kan worden aangemerkt.

 

Standpunt van klager

Klager is het eens met de uitspraak van de beklagrechter. Het rode gedrag kan als een incident worden beschouwd. Er heeft onvoldoende een belangenafweging plaatsgevonden, althans is de degradatiebeslissing onvoldoende gemotiveerd. Klager betwist dat zijn celgenoot op eigen verzoek naar de afzonderingscel is gegaan.

 

3. De beoordeling

Op grond van artikel 1d van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (hierna: de regeling) besluit de directeur over promotie en degradatie van een gedetineerde. De beslissing tot het degraderen van klager is genomen op 3 september 2020. In de nota van toelichting bij de wijziging van de regeling die heeft geleid tot de invoering van promoveren en degraderen van gedetineerden (Stcrt. 20 februari 2014, nr. 4617) komt naar voren dat het beleidskader Dagprogramma, beveiliging en toezicht op maat (DBT) erop is gericht gedetineerden te stimuleren eigen verantwoordelijkheid te nemen voor hun detentie. Van een gedetineerde wordt een eigen inzet verwacht voor diens terugkeer in de samenleving. Dit krijgt vorm in het systeem van promoveren en degraderen. Bestendig positief gedrag kan leiden tot promotie met als gevolg deelname aan meer en andere activiteiten en vrijheden. Ontbreekt dit gedrag dan kan de directeur besluiten tot degradatie met als gevolg minder activiteiten en vrijheden. In de bijlagen bij de regeling zijn voorbeelden gegeven van gedrag dat als goed gedrag (groen gedrag), dit kan beter-gedrag (oranje gedrag) en ongewenst gedrag (rood gedrag) wordt aangemerkt. Op grond van artikel 1d, derde lid, van de regeling (oud) kan de directeur besluiten tot degradatie indien de gedetineerde, die is gepromoveerd, op een van de onderdelen van goed gedrag verzaakt. Volgens de nota van toelichting bij de regeling leidt ongewenst en dus rood gedrag in beginsel tot degradatie.

Teneinde te voorkomen dat een gedetineerde op een incidentele gedraging wordt beoordeeld, dient de directeur naast het ongewenste gedrag het structurele gedrag van de betrokken gedetineerde mee te wegen. Daarin moeten alle onderdelen van goed gedrag worden meegenomen (RSJ 10 november 2014, 14/1918/GA).  

Uit het dossier en het verhandelde ter zitting blijkt het volgende. Aan de beslissing tot degradatie legt de directeur onder meer de op 18 augustus 2020 aan klager opgelegde disciplinaire straf vanwege het creëren van een onveilige situatie op de arbeid ten grondslag. In de nadere afweging wordt toegelicht dat in het rapport van de andere gedetineerde wordt gemeld dat klager de gedetineerde die klager geslagen heeft, uitdaagde. Uit de camerabeelden is duidelijk geworden dat klager de andere gedetineerde telkens opzocht. Klager gaf hem uiteindelijk een schouderstoot waarop de andere gedetineerde reageerde door klager te slaan. Na het voorval was klager verbaal agressief naar de andere gedetineerde. Tijdens het hoorgesprek ontkende klager de andere gedetineerde te hebben aangeraakt. Dit is volgens de directeur echter duidelijk te zien op de camerabeelden. Klager weet volgens de directeur telkens zijn celgenoot weg te treiteren door zijn gedrag. Dit is gedrag wat zeer regelmatig bij diverse celgenoten naar voren komt gedurende klagers detentie in JC Zaanstad. Klagers laatste celgenoot is hierdoor eerder op eigen verzoek naar de afzondering gegaan. Klager is op 19 augustus 2020 voor de orde en rust in de afzondering geplaatst. Dit tevens omdat hij op dat moment ook een cellulaire straf had. Tevens heeft er een gesprek met het afdelingshoofd plaatsgevonden naar aanleiding van klagers gedrag. Klagers dag- en nachtritme is niet optimaal, hij blijft tot laat in de middag op zijn bed liggen en is hier zeer regelmatig op aangesproken. Klagers gedrag is beoordeeld als dit kan beter-gedrag (oranje) op de volgende onderdelen. Klager moet regelmatig aangespoord en gecorrigeerd worden op zijn gedrag. Klager loopt dan weg, geeft commentaar, hij wordt boos of haalt zijn schouders op. Indien klager groepsactiviteiten (kaartspel) met medegedetineerden onderneemt, wordt hij boos en begint hij te schelden indien hij het spel verliest. Klager geeft aan dat de afdeling waar hij verblijft een ‘kanker’ afdeling is en dat het personeel aan het ‘mierenneuken’ is. Klager vertoont shopgedrag en kan slecht het antwoord ‘nee’ verdragen. Indien klager het antwoord ‘nee’ te horen krijgt, probeert hij het alsnog bij een ander personeelslid. Dit gedrag vertoont klager zowel op de arbeid als op de afdeling. Het positieve gedrag dat klager laat zien, beoordeeld als ‘groen’ gewenst gedrag, is dat zijn urinecontrole op 16 augustus 2020 negatief is bevonden. 

Naast de aan de degradatiebeslissing ten grondslag gelegde disciplinaire straf heeft de directeur een nadere afweging gemaakt waarin uitgebreid alle onderdelen van het ‘oranje’ en ‘groene’ gedrag van klager zijn beschreven. Tegen de achtergrond van deze beschrijving van klagers gedrag, is de degradatiebeslissing naar het oordeel van de beroepscommissie toereikend gemotiveerd. De degradatiebeslissing bevat voorts een deugdelijke en inzichtelijke belangenafweging waarbij het ‘rode’ en ‘oranje’ gedrag van klager is afgezet tegen het ‘groene’ gedrag van klager. Gelet hierop acht de beroepscommissie  het beroep van de directeur gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verklaart het beklag alsnog ongegrond. De grondslag voor de door de beklagrechter aan klager toegekende tegemoetkoming komt daarmee te vervallen.    

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verklaart het beklag alsnog ongegrond.

Deze uitspraak is op 24 maart 2022 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. C. Fetter, voorzitter, mr. E. Lucas en mr. M.F.A. van Pelt, leden, bijgestaan door mr. K. Kiela, secretaris.

secretaris        voorzitter

Naar boven