Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 21/24896/SGA, 28 december 2021, schorsing
Uitspraakdatum:28-12-2021

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer          21/24896/SGA

Betreft verzoekster

Datum 28 december 2021

 

Uitspraak van de voorzitter van de beroepscommissie van de RSJ op het verzoek van verzoekster (hierna: verzoekster)

 

1. De procedure

De directeur van de locatie Ter Peel te Sevenum (hierna: de directeur) heeft op – zo begrijpt de voorzitter - 15 december 2021 beslist om verzoekster te degraderen naar het basisprogramma.

Verzoekster vraagt om schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging daarvan.

De voorzitter heeft kennisgenomen van de reactie van de directeur op het schorsingsverzoek en van de mededeling van de secretaris van de beklagcommissie dat het schorsingsverzoek zal worden ingeschreven als klaagschrift.

 

2. De beoordeling

Naar aanleiding van de reactie van de directeur, overweegt de voorzitter dat op grond van artikel 61, vijfde lid, van de Penitentiaire beginselenwet een met redenen omkleed klaagschrift uiterlijk op de zevende dag na die waarop de gedetineerde kennis heeft gekregen van de beslissing waarover zij zich wenst te beklagen moet worden ingediend. De bestreden beslissing dateert van 15 december 2021. Verzoekster heeft op diezelfde dag een schorsingsverzoek geschreven waarbij zij opmerkt dat zij tevens een klaagschrift heeft ingediend tegen de beslissing. Het schorsingsverzoek is op 23 december 2021 door de RSJ ontvangen, waarna de beklagcommissie eveneens op 23 december 2021 schriftelijk heeft medegedeeld dat het schorsingsverzoek zal worden ingeschreven als klaagschrift. Dat is buiten de termijn van zeven dagen. Naar het voorlopig oordeel van de voorzitter kan verzoekster echter wel ontvangen worden in haar klaagschrift en het schorsingsverzoek, nu voldoende aannemelijk is geworden dat zij op 15 december 2021 – de datum van de bestreden beslissing – beklag heeft willen instellen en om schorsing heeft willen vragen, maar dat dit vermoedelijk in verband met de drukte bij de post vanwege de feestdagen is vertraagd. Om die reden kan verzoekster, voorlopig oordelend, worden ontvangen in haar verzoek. De voorzitter zal het verzoek om die reden inhoudelijk behandelen. 

De voorzitter stelt voorop dat bij een verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling. De zaak kan dus niet ten gronde worden onderzocht. De voorzitter beoordeelt alleen of de beslissing waartegen beklag is ingesteld in strijd is met een wettelijk voorschrift of dat deze zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om op dit moment de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing te schorsen. Naar het oordeel van de voorzitter is dat het geval.

Uit de bestreden beslissing blijkt dat verzoeksters gedrag op het onderdeel ‘stimuleren en ontmoedigen’ als ‘ontoelaatbaar’ is aangemerkt. Verzoekster heeft op 14 december 2021 een rapport aangezegd gekregen omdat zij werk weigerde uit te voeren en vervolgens personeel heeft uitgescholden door ´fuck off´ te roepen. Op grond van artikel 1d, vijfde lid, van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (hierna: de Regeling) heeft de directeur vervolgens beslist verzoekster te degraderen naar het basisprogramma. Uit de bestreden beslissing directeur blijkt dat verzoekster voor de duur van zes weken is gedegradeerd naar het basisprogramma.

Uit de nota van toelichting bij de wijziging van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (de Regeling) in verband met een wijziging inzake het systeem van promoveren en degraderen (Stcrt. 2020, nr. 49131) komt naar voren dat uitgangspunt is dat gedetineerden zelf verantwoordelijkheid nemen voor hun detentie en re-integratie. Om te kunnen promoveren naar en te kunnen verblijven in het plusprogramma dient een gedetineerde aan te tonen dat haar motivatie en inzet om haar re-integratiedoelen te verwezenlijken, bestendig zijn. Promoveren en degraderen zijn dus afhankelijk van de mate van verantwoordelijkheid die de gedetineerde toont voor haar eigen re-integratie, wat onder meer uit haar gedrag kan blijken. Artikel 1d, vijfde lid, van de Regeling bepaalt dat er altijd een besluit tot degradatie volgt indien een gedetineerde ‘ontoelaatbaar’ gedrag zoals beschreven in bijlage 1 en bijlage 2 van de Regeling, laat zien.

De voorzitter overweegt dat uit de nota van toelichting van de Regeling volgt dat het bij ´ontoelaatbaar´ gedrag moet gaan om ´gedragingen die als dermate ingrijpend op de orde en veiligheid binnen een inrichting kunnen worden aangemerkt dat deze op zichzelf beschouwd een degradatie c.q. het uitblijven van een promotie rechtvaardigen´.  Naar het voorlopig oordeel van de voorzitter valt verzoeksters gedrag - het roepen van ´fuck off´ - niet onder deze omschrijving dan wel gedragingen die in Bijlage 1 van de Regeling als ‘ontoelaatbaar’ gedrag zijn aangemerkt. De voorzitter overweegt dat indien de directeur verzoeksters gedrag als ‘ongewenst’ heeft willen kwalificeren, hij volgens vaste rechtspraak van de beroepscommissie het gedrag dient te benoemen dat tot de degradatie leidt en een kenbare belangenafweging dient te maken. Dit is niet gebeurd.

Gelet op al het voorgaande is de bestreden beslissing onzorgvuldig tot stand gekomen en onvoldoende gemotiveerd. In zoverre is de bestreden beslissing is daarmee zodanig onredelijk en onbillijk dat het verzoek onder b. moet worden toegewezen.

 

3. De uitspraak

De voorzitter wijst het verzoek toe en schorst de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing met onmiddellijke ingang tot het moment waarop de beklagcommissie op het onderliggende beklag heeft beslist.

Deze uitspraak is op 28 december 2021 gegeven door mr. C.N. Dijkstra, voorzitter, bijgestaan door L. den Hartog, secretaris.

 

secretaris        voorzitter

Naar boven