Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 20/20671/GA, 7 februari 2022, beroep
Uitspraakdatum:07-02-2022

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer          21/20671/GA

Betreft             [klager]

Datum             7 februari 2022

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft beklag ingesteld omdat aan hem maatregelen zijn opgelegd vanwege corona-besmettingen onder het personeel.

De beklagrechter bij de Penitentiaire Inrichting (PI) Vught heeft op 22 maart 2021 het beklag formeel gegrond verklaard en materieel ongegrond verklaard. Aan klager is geen tegemoetkoming toegekend (VU 2021/160). De uitspraak van de beklagrechter is bijgevoegd.

Klager heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman mr. T.S. van der Horst en de directeur van de PI Vught (hierna: de directeur) in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

De klacht dient ook op materiële gronden gegrond verklaard te worden, omdat de onnodig restrictieve gevolgen van de maatregelen het gevolg zijn van het niet in acht nemen van de formele procedures.

Klager bevond zich voorafgaand aan de ordemaatregel al in een afzonderingsregime, waardoor geen sprake was van een substantieel risico dat met de genomen maatregelen is vermeden. Klager bevindt zich op een afdeling met twee personen, beiden in een afzonderingsregime, en aldus is geen sprake van activiteiten met medegedetineerden. De noodzakelijke contactmomenten met de penitentiaire inrichtingswerkers zijn minimaal in de extra beveiligde inrichting. Deze zijn na de genomen maatregelen niet minder geworden zodat geen sprake is van een verlaging van de risico´s. De maatregelen die tot nog meer restricties hebben geleid, hebben hun doel aldus niet gediend.

Ten slotte heeft de beklagrechter haar conclusies gebaseerd op veronderstellingen van de directeur, namelijk het sensitief houden of maken van de geprivilegieerde machtsbeoefenaars door hen helpen te herinneren dat generiek beleid altijd bemiddeld dient te worden op de concrete situaties van de betrokkenen. Door steeds de kant van de directie te kiezen en deze in hun immuniteit te bevestigen maakt men hen blind voor eventueel onrecht dat voort kan vloeien uit machtsuitoefening.

Standpunt van de directeur

Naar aanleiding van besmetting met het coronavirus onder personeelsleden in de PI Vught is unit 5 in quarantaine geplaatst. Om het risico op (meer) besmettingen van gedetineerden en personeel te beperken, zijn de activiteiten (aangepast programma met alleen luchten en bellen) beperkt. Ook al is het programma van klager beperkt dan wel aangepast, ieder contactmoment is een kans op besmetting.

Het is onjuist dat de quarantaine met de bijbehorende maatregelen hun doel niet hebben gediend. Door de activiteiten te beperken, waren er ook minder contactmomenten. De quarantaine heeft geduurd van woensdagmiddag 3 februari 2021 tot maandagochtend 8 februari 2021 en sindsdien zijn er geen besmettingen meer geweest binnen unit 5. Door de contactmomenten te beperken dan wel aan te passen werd het risico op meer besmettingen met het coronavirus lager, waardoor vanaf maandag 8 februari 2021 het programma weer volledig gedraaid kon worden. De beperkingen hebben niet langer geduurd dan strikt noodzakelijk. Daarbij heeft het corona-actieteam zich laten adviseren door de GGD en heeft de richtlijnen van het Rijkinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) in acht genomen.

Voor het overige persisteert de directeur bij zijn verweer op het beklag en bij het standpunt zoals ingenomen tegenover de  beklagrechter.

Verzocht wordt het beroep van klager ongegrond te verklaren en de uitspraak van de beklagrechter te bekrachtigen.

 

3. De beoordeling

Omvang van het beroep

De beklagrechter heeft klagers klacht op formele gronden gegrond verklaard, omdat – zo begrijpt de beroepscommissie – de door de directeur genomen maatregelen geen wettelijke basis kennen en om die reden niet kunnen worden getoetst aan de formele vereisten van de Penitentiaire beginselenwet. Voorts heeft de beklagrechter klagers klacht materieel ongegrond verklaard.

De beroepscommissie leidt uit het beroepschrift af dat klagers beroep zich enkel richt tegen de inhoudelijke ongegrondverklaring van het beklag. De beroepscommissie ziet dan ook aanleiding om de klacht inhoudelijk te behandelen.

Inhoudelijk

De beroepscommissie ziet zich voor de vraag gesteld of de beslissing van de directeur om klager in de periode van woensdagmiddag 3 tot en met maandagochtend 8 februari 2021 in quarantaine te plaatsen en zijn activiteiten in diezelfde periode te beperken kan worden aangemerkt als redelijk en billijk.

De beroepscommissie beantwoordt deze vraag bevestigend en overweegt daartoe het volgende.

Ter bescherming van justitiabelen en het inrichtingspersoneel zijn op 13 maart 2020 door de Minister voor Rechtsbescherming landelijke maatregelen getroffen om het risico op verspreiding van het coronavirus in de inrichtingen te verkleinen (Kamerstukken II, 2019/20, 24587 en 25295, nr. 763). Daarbij worden de richtlijnen van het RIVM in acht genomen en deze gelden als landelijk beleid van de Dienst Justitiële Inrichtingen ten aanzien van alle justitiële inrichtingen, waaronder de PI Vught.

Uit de toelichting van de directeur is naar het oordeel van de beroepscommissie voldoende aannemelijk geworden dat de genomen maatregelen noodzakelijk waren om verdere verspreiding van het coronavirus onder zowel het personeel als de gedetineerden van de PI te voorkomen. Dat klager zich ten tijde van het nemen van deze maatregelen in een afzonderingsregime bevond, maakt dit niet anders, nu ook dit regime contactmomenten met zich meebrengt. Voorts hebben de maatregelen naar het oordeel van de beroepscommissie niet langer geduurd dan strikt noodzakelijk en hebben zij hun doel gediend, nu is gebleken dat het dagprogramma na het beëindigen van de maatregelen weer volledig kon worden hervat. 

Hetgeen in beroep is aangevoerd kan naar het oordeel van de beroepscommissie daarom niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagrechter. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter voor zover in beroep aan de orde, met aanvulling van de gronden.

Deze uitspraak is op 7 februari 2022 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. A. van Holten, voorzitter, mr. A. Jongsma en mr. A.M.G. Smit, leden, bijgestaan door mr. D. Boessenkool, secretaris.

secretaris        voorzitter

Naar boven