Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 21/23866/GA, 2 maart 2022, beroep
Uitspraakdatum:02-03-2022

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Post  v

Nummer          21/23866/GA

Betreft             [klager]

Datum             2 maart 2022

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft beklag ingesteld tegen de omstandigheid dat de directeur geen gevolg heeft gegeven aan de uitspraak van de beklagcommissie om de beperking op het door klager aantal te ontvangen eMates op te heffen.

De beklagrechter bij de Penitentiaire Inrichting (PI) Vught heeft op 11 oktober 2021 het beklag gegrond verklaard, maar daarbij aan klager geen tegemoetkoming toegekend (VU 2021/918). De uitspraak van de beklagrechter is bijgevoegd.

Klagers raadsman, mr. T.S. van der Horst, heeft namens klager beroep ingesteld tegen het niet toekennen van een tegemoetkoming.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman, de directeur van de PI Vught (hierna: de directeur) en de landsadvocaat in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

De beroepscommissie heeft geoordeeld dat de directeur van de Extra Beveiligde Inrichting (EBI) van de PI Vught in strijd handelt met de weigeringsgronden van artikel 36, vierde lid van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) en de strekking van de wet, door het aantal te ontvangen berichten via eMates te beperken (RSJ 28 oktober 2020, R-20/6121/GA en RSJ 29 december 2020, R-20/5855/GA). Aan deze uitspraken is geen gehoor gegeven, nu klager op 18 maart 2021 nog geconfronteerd werd met een beperking op het aantal te ontvangen berichten via eMates. Klagers beklag hierover is op 18 mei 2021 gegrond verklaard en aan hem is een financiële tegemoetkoming toegekend van €25,- (beklagkenmerk VU 2021/372). Het standpunt van de directeur in deze zaak was in strijd met voornoemde uitspraken van de beroepscommissie, terwijl hij hiervan op de hoogte moet zijn geweest. De directeur heeft tegen deze uitspraak geen beroep ingesteld.

De directeur dient onmiddellijk gehoor te geven aan een uitspraak indien de gedetineerde in het gelijk wordt gesteld. Het indienen van een beroepschrift doet aan die verplichting niet af maar schorst slechts de toekenning van een tegemoetkoming.

Ondanks dat door en namens klager diverse keren is verzocht om aan deze uitspraak gehoor te geven, en nadat tenminste vier klachten over de beperkingen op het aantal te ontvangen berichten via eMates waren ingediend (waarvan op dat moment drie gegrondverklaringen) is pas op 24 juni 2021 (acht maanden na de eerste uitspraak van de beroepscommissie) contact opgenomen met eMates om de beperkingen te doen opheffen. Dit is drie dagen na het moment waarop klager het onderhavige beklag over de weigering om gevolg te geven aan de uitspraak heeft ingediend.

Gelet hierop en het verzuim om de praktijk binnen de PI Vught in lijn te brengen met de rechtspraak van de beroepscommissie dient aan klager een tegemoetkoming te worden toegekend voor de periode waarin de onrechtmatige beperking van kracht is geweest. Het toekennen van een financiële tegemoetkoming aan klager is redelijk en billijk, maar ook noodzakelijk. Het toekennen van een financiële tegemoetkoming is in dit soort kwesties immers het enige drukmiddel om een directeur te bewegen tot het in de toekomst nakomen van rechterlijke uitspraken.

Door acht maanden geen gevolg te geven aan een uitspraak van de beroepscommissie raakt de handelswijze van de directeur de kern van de beginselen van een goede procesorde en het beklagrecht in de zin van de Pbw. Toekenning van een financiële tegemoetkoming geeft een signaal af dat het negeren van een uitspraak van de  beroepscommissie niet door de beugel kan.

Daarnaast heeft het toekennen van een tegemoetkoming een preventief karakter. Een gegrondverklaring zonder financiële tegemoetkoming zet geen zoden aan de dijk.

Klager heeft nadeel ondervonden door de onrechtmatige beperking op het aantal te kunnen ontvangen berichten via eMates en de schending van artikel 36, vierde lid, van de Pbw nu hij meerdere keren geen bericht(en) via eMates heeft kunnen ontvangen van personen buiten de inrichting. Personen buiten de inrichting hebben klager hierdoor geen berichten kunnen versturen. De beperking toonde zich immers pas op het moment dat een poging werd gedaan om een digitaal bericht te versturen terwijl het maximaal aantal berichten al was bereikt. Dat na opheffing van de onrechtmatige beperking op het aantal te ontvangen berichten door klager niet altijd meer dan twee eMates-berichten per 24 uur zijn ontvangen, doet daaraan niet af. Het is daarnaast goed mogelijk dat klager in de weken 32, 34, 35, 36, 37 en 38 niet hetzelfde aantal eMates-berichten kon ontvangen omdat er in die weken meer dan twee eMatesberichten  zijn verstuurd en dat voldoende was voor een beperking, waardoor het niet langer mogelijk was om meer eMates-berichten te versturen.

Verzocht wordt het beroep gegrond te verklaren en aan klager een financiële tegemoetkoming toe te kennen voor de periode waarin hij is geconfronteerd werd met de onrechtmatige beperking en de weigering van de directeur om gevolg te geven aan de uitspraak, met inachtneming van het uitzonderlijke karakter van de weigering om gevolg te geven aan de rechtspraak en de duur van de genoemde weigering.

Standpunt van de directeur

Nadat de beroepscommissie had geoordeeld dat de huisregels – op grond waarvan gedetineerden maximaal tien berichten via eMates mochten ontvangen – in strijd is met artikel 36, vierde lid, van de Pbw (RSJ 28 oktober 2020, R-20/6121/GA), is de service van eMates per 8 januari 2020 gewijzigd in die zin dat eMates per 24 uur twee berichten per gedetineerde naar de PI stuurt.

De service van eMates voor gedetineerden in de EBI werd beperkt afgenomen vanwege het strikte toezicht dat op de communicatie van deze gedetineerden moet worden gehouden. Dat toezicht is noodzakelijk om de risico's die van deze gedetineerden uitgaan te kunnen beperken. Het toezicht staat bij een onbeperkte afname van de service van eMates onder druk, omdat het voor het personeel van het Bureau Inlichtingen en Veiligheid (BIV) haast niet te doen is om op (de inhoud van) alle berichten voor deze gedetineerden het vereiste toezicht uit te oefenen. Deze rechtspraak van de beroepscommissie brengt dan ook een aanzienlijke verzwaring van de werklast voor het BIV met zich.

Naar aanleiding van de uitspraak van de beklagrechter in de zaak van klager met beklagkenmerk VU2021/372 heeft de directeur zich beraden op de wijze waarop daaraan het beste gevolg kon worden gegeven. Daarbij moest immers wel worden gewaarborgd dat het vereiste toezicht op de correspondentie adequaat bleef. Er is onder meer gekeken naar het stopzetten van de service voor gedetineerden in de EBI. Hier is (vooralsnog) niet voor gekozen.

De directeur heeft vervolgens op 24 juni 2021 contact opgenomen met eMates om de service voor gedetineerden in de EBI uit te breiden. Daarvoor moest echter door eMates een technische beperking op het versturen van eMates aan gedetineerden in de EBI worden opgeheven. Om redenen van technische uitvoerbaarheid lukte het niet om die beperking meteen op te heffen, maar pas op 21 juli 2021. Sindsdien kunnen personen buiten de inrichting onbeperkt via eMates berichten sturen aan gedetineerden in de EBI.

Anders dan klager stelt heeft de directeur niet pas contact gezocht met eMates nadat klager een klacht had ingediend, nu de directeur dit beklag op 30 juni 2021 heeft ontvangen.

Klager heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij er nadeel van heeft ondervonden dat pas op 24 juni 2021 contact is gezocht met eMates. Klager ontvangt sinds de opheffing van de beperking slechts incidenteel meer dan twee berichten per dag. Veel vaker ontvangt hij slechts een of twee berichten, of zelfs geen enkel bericht. Dat dit vóór 20 juli 2021 anders was, acht de directeur reeds daarom niet aannemelijk. Voor zover klager doelt op nadeel vanaf 28 oktober 2020, miskent hij daarmee de omvang van het beklag (en beroep). Ook gaat klager er daarmee aan voorbij dat de service van eMates naar aanleiding van de rechtspraak van de beroepscommissie per 8 januari 2021 anders is ingericht. De beklagcommissie heeft aan klager een tegemoetkoming toegekend voor het nadeel dat hij vóór 18 mei 2021 heeft geleden (VU 2021/372).

Daarnaast heeft klager niet concreet gemaakt dat er personen buiten de inrichting zijn geweest die aan hem geen bericht hebben kunnen sturen vanwege de beperking.

Ook kent de Pbw geen dwangmiddel om aan klager een tegemoetkoming toe te kennen als financiële prikkel voor de directeur om uitspraken van de beklag- en beroepsrechter na te komen (zie ook RSJ 29 april 2014, 13/3525/GA).

Indien aan klager een tegemoetkoming wordt toegekend, dient te worden aangesloten bij de tegemoetkoming die in eerdere zaken is toegekend, te weten €5,- (zie RSJ 28 oktober 2020, R-20/6121/GA en RSJ 29 december 2020, R-20/5855/GA). Er bestaat geen aanleiding om in dit geval een hogere vergoeding toe te kennen.

 

3. De beoordeling

De beroepscommissie kan zich niet verenigen met het oordeel van de beklagrechter om geen tegemoetkoming toe te kennen.

De beroepscommissie is van oordeel dat voldoende aannemelijk is geworden dat klager ongemak heeft ondervonden nu hij door de beperking op het aantal te ontvangen eMates minder berichten kon ontvangen. Dat klager in de periode na de opheffing van de beperking op het aantal te ontvangen eMates in sommige weken twee of minder berichten ontving, doet daaraan niet af.

De beroepscommissie neemt voorts in aanmerking dat aan klager al een tegemoetkoming van €25,- is toegekend voor het nadeel dat hij heeft geleden tot aan de uitspraak van de beklagrechter op 18 mei 2021 (VU 2021/372). De beroepscommissie ziet om die reden aanleiding om bij de toekenning van de tegemoetkoming rekening te houden met de periode vanaf voornoemde uitspraak van de beklagrechter tot aan de datum waarop de beperkingen op het aantal te ontvangen eMates is opgeheven, te weten 20 juli 2021.

Gelet hierop zal de beroepscommissie het beroep gegrond verklaren en aan klager een tegemoetkoming toekennen van €25,00.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de uitspraak van de beklagrechter voor zover in beroep aan de orde. Zij kent aan klager een tegemoetkoming toe van €25,00.

Deze uitspraak is op 2 maart 2022 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. A. van Holten, voorzitter, mr. A. Jongsma en mr. A.M.G. Smit, leden, bijgestaan door de secretaris.

                               voorzitter

Naar boven