Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 08/0138/GV, 19 februari 2008, beroep
Uitspraakdatum:19-02-2008

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 08/138/GV

betreft: [klager] datum: 19 februari 2008

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 28 december 2007 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om zijn beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Klager heeft aangevoerd dat zijn verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting ten onrechte is afgewezen. Dit heeft hij als volgt toegelicht. Klager is in april 2007 in Sprang- Capelle geweest om een rekening van de garage te betalen. In de acht
daarop volgende verloven heeft hij zich wel aan de afspraken gehouden, maar daar wordt door de inrichting en de selectiefunctionaris niet naar gekeken. De voorwaarde, waaraan klager zich moest houden, was onduidelijk. Hij mocht zich niet laten zien
aan
zijn kinderen in Sprang-Capelle. De politie, de reclassering en het openbaar ministerie kennen klager niet en kunnen niet over hem beslissen. Het is onbegrijpelijk dat klagers gehele detentiefasering en de daarbij behorende vrijheden zijn beëindigd en
dat hij de rest van zijn straf gesloten moet uitzitten. Artikel 5, eerste lid, van het EVRM is geschonden. Volgens de Pbw wordt bij een strafbaar feit tijdens verlof het eerst volgende verlof automatisch afgewezen. Bij klager is alles afgepakt en hij
heeft niet eens een strafbaar feit gepleegd. Klager hoopt dat hij het ten onrechte afgewezen verlof alsnog van 2 februari 2008 tot en met 4 februari 2008 kan opnemen en ter compensatie twee dagen extra aansluitend kan opnemen.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager verbleef in een beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.). Bij de beslissing tot plaatsing werd de volgende bijzondere voorwaarde gesteld: “U mag zich tijdens de verlofsituaties niet laten zien in Sprang-Capelle en ook mag u op geen enkele wijze
contact leggen c.q. zoeken met de slachtoffers in de onderhavige strafzaak.” Via de advocaat van het slachtoffer kwam informatie binnen dat klager zich ondanks de bijzondere voorwaarde toch gedurende verlof had begeven naar Sprang-Capelle. Een en ander
is geverifieerd via de politie en dit bleek juist te zijn. Dat klager, nadat hij zich had begeven naar Sprang-Capelle, nog verloven heeft genoten, ligt in het feit dat justitie pas later is geïnformeerd over het overtreden van de voorwaarden. Klager
realiseert zich onvoldoende waarom extra voorwaarden worden gesteld en onderkent onvoldoende de impact die het overtreden van de voorwaarden heeft op de slachtoffers van het delict, waarvoor hij is veroordeeld. Er is onvoldoende vertrouwen om klager
nogmaals verlof toe te kennen.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de locatie Oosterhoek te Grave heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag.
De advocaat-generaal bij het ressortparket te Den Bosch heeft aangegeven geen bezwaar te hebben tegen verlofverlening na behandeling van klager door de GGz. Bij verloven dient de politie wel het slachtoffer te informeren.

3. De beoordeling
Klager heeft beroep in cassatie aangetekend tegen zijn veroordeling door het gerechtshof wegens het plegen van ontucht met zijn minderjarige kind, meermalen gepleegd, en wegens het voorhanden hebben en/of verspreiden van kinderporno tot een
gevangenisstraf van vier jaar, met aftrek. De fictieve v.i.-datum is bepaald op 12 mei 2008.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers vierde verlofaanvraag. Hij kan in totaal zes verlofaanvragen indienen.

Klager, die in een b.b.i. verbleef, heeft zich tijdens een regimair verlof naar Sprang-Capelle begeven, terwijl als bijzondere voorwaarde aan zijn verblijf in de b.b.i. was verbonden dat hij zich gedurende verlof niet in Sprang-Capelle mocht bevinden.
De beroepscommissie is van oordeel dat voornoemde omstandigheid een contra-indicatie vormt voor verlofverlening en dat deze een afwijzing van klagers verlofaanvraag rechtvaardigt. Derhalve is de beslissing van de Staatssecretaris niet in strijd met de
wet en kan deze, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen en gelet op de weigeringsgronden zoals bedoeld in artikel 4 onder d. en g. van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (van 24 december 1998, nr. 733726/98/DJI), evenmin als
onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. Th.E.M. Wijte, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 19 februari 2008.

secretaris voorzitter

Naar boven