Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 20/16673/GA, 16 maart 2022, beroep
Uitspraakdatum:16-03-2022

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

ISD  v

 

Nummer          20/16673/GA

Betreft              [klager]

Datum               16 maart 2022

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft beklag ingesteld tegen de wijziging van zijn verblijfsplan in het kader van zijn maatregel tot plaatsing in een Inrichting voor Stelselmatige Daders (ISD) in een ‘kaal Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND)-traject’.

De beklagrechter bij het Justitieel Complex (JC) Zaanstad heeft op 15 december 2020 het beklag ongegrond verklaard (ZS-ZW-2020-249). De uitspraak van de beklagrechter is bijgevoegd.

Klagers raadsvrouw, mr. J.P.W. Temminck Tuinstra, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsvrouw en […], plaatsvervangend vestigingsdirecteur, […], juridisch medewerker en […], deskundige op het gebied van ISD van het JC Zaanstad, gehoord op de digitale zitting van 2 december 2021.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Het verblijfsplan is niet tijdig opgesteld en bevat geen diagnose van de lichamelijke en geestelijke gesteldheid van klager, noch een individueel begeleidingsplan. Evenmin is de diagnose opgenomen in het plan voor de rechtbank. Klager had gevraagd kunnen worden of de diagnose in het verblijfsplan mocht worden opgenomen, maar dat is niet gedaan.

Daarnaast is onvoldoende overleg met klager gevoerd en heeft hij geen evaluatieverslag, zoals vereist, ontvangen. Volgens het gewijzigde verblijfsplan heeft hij kennelijk de opdracht gekregen om zelf plannen te bedenken en omdat deze ´eigen plannen´ nog niet bekend waren, heeft de directie geadviseerd tot voortzetting van de ISD-maatregel als ‘kaal IND-traject’. Dit is onevenredig en niet in de geest van het doel van het opleggen van een ISD-maatregel, namelijk het bieden van begeleiding en het verminderen van recidive. De inrichting blijkt in het geheel niet open te staan voor de eigen inbreng van klager, en het minst mogelijke aan begeleiding in te zetten.

In het gewijzigde verblijfsplan is ten onrechte een voorschot genomen op een eventueel op te leggen inreisverbod door de IND, terwijl de IND slechts een voornemen heeft geuit om klager te horen met de intentie om hem ongewenst vreemdeling te verklaren. Dit terwijl klager een verblijfsvergunning heeft tot 2024 en zou moeten kunnen profiteren van de mogelijkheid die de ISD-maatregel beoogt te bieden. Op basis van niet op papier gemaakte afspraken wordt gewacht tot de IND een uitspraak doet.

Ook het Openbaar Ministerie houdt in zijn Richtlijn voor strafvordering bij meerderjarige veelplegers (in het bijzonder de vordering van de ISD-maatregel bij stelselmatige daders) (stcr. nr. 35061, 2013) geen rekening met de mogelijkheid dat personen die verblijfsrecht hebben niet extramuraal behandeld zouden kunnen worden. Dit is slechts anders voor vreemdelingen die geen verblijfsrecht hebben.

In 2020 heeft de rechtbank het Openbaar Ministerie opgedragen om na te gaan welke afspraken de inrichting met de IND heeft gemaakt en of de IND zo spoedig mogelijk kan laten weten wat de bedoeling is. De IND heeft daar geen duidelijkheid over gegeven. De IND heeft inmiddels laten weten dat klager niet voor een inreisverbod in aanmerking komt.

Niet is gebleken dat ook maar geprobeerd is voor klager alsnog het nodige te bewerkstelligen buiten de inrichting, terwijl er wel degelijk mogelijkheden kunnen worden geboden. Verschillende personen die klager begeleiden en in het verleden hebben begeleid hebben dit bevestigd. De stelling dat hij vanwege zijn onzekere verblijfspositie extramuraal nergens terecht zou kunnen is niet terecht. Daarbij is van belang dat de reclassering een traject voor verslavingsbehandeling en begeleid wonen en werken aangewezen achtte bij de advisering tot oplegging van de ISD-maatregel aan klager.

Ook is onvoldoende moeite gedaan om naar behoren de mogelijkheden voor extramurale activiteiten te onderzoeken door geen contact op te nemen met klagers rechtsbijstandverlener op het gebied van vreemdelingenrecht en degenen die betrokken zijn op het gebied van werk en verslavingszorg.

Door het verblijfsplan van juli 2020 te wijzigen zonder instemming van klager en zonder dat voldoende rekenschap is gegeven van de consequenties ervan, zijn de belangen van klager onvoldoende meegewogen. Een inreisverbod wordt gebaseerd op de vraag of het persoonlijke gedrag van de betrokkene een actuele en ernstige bedreiging vormt voor een fundamenteel belang van de samenleving. Klager heeft er alle belang bij een bestendige, positieve gedragsverandering te kunnen laten zien. Hij is een hoogopgeleide IT-er met een ´law school bachelor´-diploma die zelf connecties heeft en dingen kan. Alleen als hij extramuraal kan gaan, zal dit in zijn voordeel kunnen meewegen bij de beoordeling van een eventueel op te leggen inreisverbod. Het is onjuist dat sprake zou zijn van onttrekkingsgevaar. Klager wenst juist actief onderdeel uit te blijven maken van de Nederlandse samenleving. Dat er vanwege de coronamaatregelen nu geen extramurale activiteiten worden ontplooid betekent niet dat dit het minder bezwarend maakt voor klager om nu aangewezen te blijven op het kale IND-traject. Het IND-traject kan positief beïnvloed worden door een positief ISD-traject en dat is klager ontnomen. Daarnaast wordt het klager kwalijk genomen dat hij zelf probeert een doorverwijzing te regelen naar een ambulante behandeling. Hij heeft zelf contact gelegd met de gemeente Amsterdam om hem aan het werk te helpen. De inrichting laat het liggen om invulling te geven aan het individuele verblijfsplan.

Door het uitblijven van een definitief verblijfsplan, dat wel aan de wettelijke vereisten voldoet, heeft klagers traject vertraging opgelopen.

Standpunt van de directeur

In het verblijfsplan wordt alleen een diagnose van klager opgenomen als deze aan de rechter wordt overgelegd. Dit komt door het medische beroepsgeheim bij meerdere partners in de keten. Daarnaast bestaat het probleem dat iemand toestemming kan geven om bepaalde gegevens op te nemen, maar deze toestemming later weer kan intrekken. De psycholoog neemt in het verblijfsplan een beschrijvende diagnose op. Deze oplossing is om te voorkomen dat het medisch beroepsgeheim wordt geschaad. Ten tijde van het indienen van de klacht was nog geen tussentijdse toets aan de orde. Het plan dat aan de rechtbank wordt gestuurd is eventueel het evaluatieplan.

Als een gedetineerde wordt onderzocht door de IND stagneert het hele ISD-traject, omdat de volledige keten van de ISD-plaatsing de beslissing van de IND wil afwachten. Omdat klager een verblijfsstatus heeft tot 2024 wordt hij door de IND onderop de stapel gelegd. De keten van het ISD-traject omvat alle vormen van maatschappelijke betrokkenheid en plekken waar klager geplaatst kan worden. De inrichting kan geen gedetineerden plaatsen die worden uitgezet, omdat zij geen recht hebben op sociale voorzieningen. In het verleden is het voorgekomen dat een gedetineerde halverwege het traject werd uitgezet. Om dit te voorkomen wachten de ketenpartners liever de beslissing van de IND af. Op basis van deze ervaringen wordt de aanmelding bij een kliniek gepauzeerd, omdat het niet zinvol is. Hierover bestaan geen schriftelijke afspraken, anders dan dat een gedetineerde niet met verlof mag, maar dat staat los van de aanmelding voor een kliniek.

Of klager door een ketenpartner is afgewezen is niet bekend, omdat zich hiervan geen stukken in het dossier bevinden. Op het moment dat bekend werd dat aan klager geen inreisverbod zou worden opgelegd, is hij aangemeld voor een kliniek. Klager is vervolgens teruggeplaatst vanwege zijn motivatie, maar zit nu weer in een kliniek. De behandelaars hebben enige twijfel over de motivatie van klager maar willen toch doorgaan. Verwacht wordt dat vanaf 9 december 2021 gestart kan worden met vrijheden.

De inrichting heeft klagers ISD-traject op geen enkele wijze laten stageren. De inrichting heeft meerdere pogingen ondernomen om de IND te spreken. Daarnaast is het niet zo dat er niets gebeurt als het ISD-traject wordt gepauzeerd. Ook dan krijgt klager hulp aangeboden, maar enkel binnen.

 

3. De beoordeling

Wettelijke vereisten

Voor zover klagers beklag ziet op het niet voldoen aan de wettelijke vereisten van het (gewijzigde) verblijfsplan overweegt de beroepscommissie als volgt.

Uit artikel 18a van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) volgt dat de directeur ervoor moet zorgen dat er binnen een maand na binnenkomst in een inrichting voor stelselmatige daders, zoveel mogelijk in overleg met de gedetineerde, een verblijfsplan wordt opgesteld. In artikel 44g van de Penitentiaire maatregel (Pm) staat opgenomen dat het plan in zijn geheel of in gedeelten wordt vastgesteld door de directeur en artikel 44h van de Pm vermeldt dat het verblijfsplan kan worden gewijzigd. In artikel 44i van de Pm is bepaald dat in het verblijfsplan in ieder geval (a) een diagnose van de lichamelijke en geestelijke gesteldheid van betrokkene en (b) een individueel begeleidingsplan wordt opgenomen.

In het geval van klager is op 14 juli 2020 een (concept-)verblijfsplan opgesteld. Dit is binnen een maand na zijn binnenkomst op de ISD-afdeling op 15 juni 2020. Klager heeft dit verblijfsplan op 14 juli 2020 ondertekend. In het verblijfsplan staat vermeld dat een diagnose van de lichamelijke en geestelijke gesteldheid van klager en een individueel begeleidingsplan door de psycholoog worden opgesteld. Blijkens de mededeling van de directeur worden deze onderdelen vanwege het medisch beroepsgeheim enkel in het ´verslag tussentijdse toetsing´ naar de rechtbank opgenomen.

De beroepscommissie constateert dat noch in het (gewijzigde) verblijfsplan noch in het ´verslag tussentijdse toetsing´ een diagnose van de lichamelijk en geestelijke gesteldheid van klager is opgenomen. Gelet hierop is niet voldaan aan de in artikel 44i van de Pm opgenomen vereisten van het verblijfsplan. Reeds hierom zal de beroepscommissie de uitspraak van de beklagrechter vernietigen en het beklag alsnog gegrond verklaren.

Inhoudelijk

Vaststaat dat klagers verblijfsplan is gewijzigd omdat klager door de IND zou worden opgeroepen voor een verhoor met de intentie om hem ongewenst vreemdeling te verklaren (een inreisverbod op te leggen).

De directie heeft toegelicht dat zolang er onduidelijkheid bestaat over de vraag of aan een gedetineerde een inreisverbod zal worden opgelegd, het ISD-traject stagneert omdat de ketenpartners de beslissing van de IND willen afwachten. De directie heeft voorts toegelicht dat dit niet het resultaat is van landelijke afspraken, maar van ervaringen uit het verleden.

De beroepscommissie stelt voorop dat elke zaak op zijn eigen merites dient te worden beoordeeld. Dit betekent dat de omstandigheid dat ISD-trajecten in het verleden zijn gestagneerd vanwege het eventueel ongewenst vreemdeling verklaren een rol kan spelen bij de beoordeling van (toekomstige) zaken, maar niet doorslaggevend kan zijn.

De beroepscommissie overweegt dat in het geval van klager geen afwijzing van een ketenpartner is ontvangen. Niet gebleken is dat door de inrichting contact is gezocht met (een van) de ketenpartners in het ISD-traject en dat klager daadwerkelijk niet (extramuraal) geplaatst kon worden. Gelet hierop kan naar het oordeel van de beroepscommissie dan ook niet worden gesteld dat klagers ISD-traject zonder meer zou stagneren op het moment dat hij door de IND zou worden opgeroepen voor een verhoor met de intentie om hem ongewenst vreemdeling te verklaren. De beroepscommissie neemt daarbij in aanmerking dat is gehandeld naar ervaringsregels en niet op grond van (schriftelijke) afspraken.

Gelet op het voorgaande is de beroepscommissie van oordeel dat de wijziging van het verblijfsplan onvoldoende blijk geeft van een deugdelijke en inzichtelijke belangenafweging en daarmee onvoldoende gemotiveerd is.

Tegemoetkoming

Nu de wijziging van het verblijfsplan onvoldoende is gemotiveerd en niet in voldoende mate aannemelijk is geworden dat klagers ISD-traject zonder meer zou zijn gestagneerd, ziet de beroepscommissie aanleiding om aan klager een tegemoetkoming toe te kennen van €10,-. 

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verklaart het beklag alsnog gegrond. Zij kent aan klager een tegemoetkoming toe van €10,-. 

Deze uitspraak is op 16 maart 2022 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. C. Fetter, voorzitter, U.P. Burke en drs. M.R. van Veen, leden, bijgestaan door mr. D. Boessenkool, secretaris.

secretaris        voorzitter

Naar boven