Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 07/3034/GA, 15 februari 2008, beroep
Uitspraakdatum:15-02-2008

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Urinecontrole  v

Uitspraak

nummer: 07/3034/GA

betreft: [klager] datum: 15 februari 2008

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van de locatie Ooyerhoek te Zutphen,

gericht tegen een uitspraak van 31 oktober 2007 van de beklagcommissie bij voormelde locatie, gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 22 januari 2008, gehouden in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Noord te Hoogeveen, [...], unit-directeur bij de locatie Ooyerhoek, gehoord.
Hoewel klager, die zich inmiddels in vrijheid bevindt, op behoorlijke wijze was opgeroepen, is hij niet ter zitting verschenen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de beslissing van de directeur, strekkende tot opschorting van de medewerking aan (verdere) detentiefasering. Dit naar aanleiding van door middel van een urinecontrole aangetoonde THC-waarde van 80.

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven en aan klager een tegemoetkoming toegekend van € 187,50.

2. De standpunten van de directeur en klager
De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
De wijziging met betrekking tot de bij de urinecontroles gebruikte THC-grens is in de inrichting algemeen bekend gemaakt. Klager heeft overigens het gebruik van softdrugs erkend. Hij heeft daarbij aangegeven dat hij niets wist van de verlaging van de
grenswaarde van 100 naar 50. Die wijziging is echter binnen de afdelingsteams en met de gedetineerdencommissie besproken en ook in de huisregels opgenomen. De inrichting zou, indien klager vooraf had aangegeven drugs te hebben gebruikt, ook een
urinecontrole hebben laten uitvoeren. Reden daarvoor is dat de hoogte van de uitslag van die controle van belang is voor eventueel te verlenen verloven.

Klager heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
Voorop dient te staan dat het gebruik van softdrugs binnen de inrichting verboden is. Een dergelijk verbod vloeit reeds voort uit artikel 3 van de Opiumwet (Ow). Voor zover er sprake is van gebruik, kan dit worden aangemerkt als ‘aanwezig hebben’ als
bedoeld in eerdergenoemd artikel 3 Ow. Hieraan doet niet af dat in de vrije maatschappij een vervolging terzake van dat aanwezig hebben aan nadere voorwaarden is verbonden. Daarenboven geldt dat het aanwezig hebben van softdrugs in een inrichting kan
worden aangemerkt als een tuchtrechtelijk vergrijp als bedoeld in artikel 5, vierde lid, van de Pbw.
De urinecontrole is een hulpmiddel om aan te tonen of er al dan niet sprake is van het gebruik van softdrugs. Om twijfel zoveel mogelijk uit te sluiten, wordt niet elke aangetoonde THC-waarde aangemerkt als voldoende bewijs voor het gebruik van
softdrugs. Tot voor kort werd in de inrichting een grenswaarde van 100 aangehouden. Indien de aangetoonde waarde hoger lag, werd die waarde beschouwd als voldoende aanwijzing voor het gebruik van softdrugs. Volgens de circulaire van 22 mei 2007, nr.
5486128/07, is nu een THC-waarde van 50 uitgangspunt voor het aantonen van drugsgebruik. Als reden wordt genoemd dat verfijnde testtechnieken een einde hebben gemaakt aan de betrekkelijke onzekerheid of met een waarde van minder dan 100 wel echt
softdrugs zijn gebruikt.
De opvatting van de beklagcommissie, dat het verbod om softdrugs te gebruiken slechts geldt vanaf een bepaalde (aangetoonde) waarde, is onjuist. De urinecontrole en de vastgestelde testwaarde strekken er slechts toe dat met voldoende zekerheid is
vastgesteld dat er sprake is van drugsgebruik. Volgens nieuwe inzichten, zoals verwoord in de genoemde circulaire, geldt daarvoor dus thans een grenswaarde van 50. Die nieuwe inzichten zelf zijn in onderhavige zaak niet betwist. In deze zaak is echter
de aangetoonde THC-waarde van ondergeschikt belang. Klager heeft immers ronduit toegegeven dat hij softdrugs heeft gebruikt door enkele trekjes van een joint te nemen. De inhoud van eerdergenoemde circulaire is – gelet op klagers erkenning van het
gebruik – daarom in dit geval niet van belang. Overigens geldt nog dat die circulaire voor de in de inrichting verblijvende gedetineerden in de bibliotheek ter inzage lag, zodat er vanuit mag worden gegaan dat klager desgewenst in ieder geval op de
hoogte had kunnen zijn van de beleidswijziging met betrekking tot de aantoonbaarheid van softdrugsgebruik.
Het vorenstaande in onderling verband en samenhang bezien maakt dat de beslissing van de directeur – strekkende tot opschorting van de medewerking aan (verdere) detentiefasering –, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet onredelijk
of
onbillijk moet worden geacht. Het beroep van de directeur is daarom gegrond. De uitspraak van de beklagcommissie zal worden vernietigd en het beklag zal alsnog ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog ongegrond.

aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, L. Diepenhorst en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 15 februari 2008

secretaris voorzitter

Naar boven