nummer: 08/200/GV
betreft: [klager] datum: 15 februari 2008
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. T. Akkerman, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 18 januari 2008 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Justitie (de Staatssecretaris),
alsmede van de onderliggende stukken.
De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman om zijn beroep schriftelijk toe te lichten.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van strafonderbreking afgewezen.
2. De standpunten
Namens klager is aangevoerd dat zijn verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting ten onrechte is afgewezen. Dit is als volgt toegelicht. De vriendin van klager is hoogzwanger. De baby wordt zeer binnenkort verwacht. De vriendin heeft te kennen
gegeven dat zij geen bezwaar heeft tegen het bezoek van klager. Het verzoek om strafonderbreking is echter afgewezen, omdat er getwijfeld wordt aan de ‘geen-bezwaar’-verklaring van de vriendin van klager. Er wordt getwijfeld aan de geestelijke
vermogens
van klagers vriendin. De afwijzing is mede gebaseerd op de verdenking van huiselijk geweld. Dit laatste moet los worden gezien van de twijfel aan de geestelijke vermogens van klagers vriendin. De vriendin heeft klager willen aanvallen met een mes. Uit
zelfverdediging heeft er vervolgens een schermutseling plaatsgevonden. Nadat de gemoederen waren bedaard, kreeg de vriendin spijt van het voorval en de daarop gevolgde aangifte van huiselijk geweld. Zij heeft nog getracht de aangifte in te trekken dan
wel anderszins ongedaan te maken. Alhoewel dat niet mogelijk is, bevestigt dat de wijze waarop het incident is voorgevallen. Sedertdien zijn klager en zijn vriendin gewoon samenwonend gebleven en hebben de draad weer opgepakt. De verklaring van de
vriendin is in het geheel niet ingegeven of beïnvloed door haar al dan niet beperkte geestelijke vermogens. Een verklaring van de vriendin dat het vorenstaand bevestigt wordt nagezonden.
Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Het verzoek van klager om strafonderbreking om zijn vrouw bij de bevalling bij te staan, is afgewezen in verband met een openstaande zaak vanwege huiselijk geweld. De vriendin
van klager heeft aangifte gedaan. Bij navraag is gebleken dat de vriendin niet meer thuis woont, maar is ondergebracht in een instelling voor mensen met een verstandelijke handicap. Vandaar de twijfel of zij toestemming kan verlenen aan klager om
tijdens de bevalling aanwezig te zijn. De veiligheid van de vriendin prevaleert boven het belang van klager bij de bevalling aanwezig te zijn.
Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van het huis van bewaring Lelystad heeft positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag indien dit onder begeleiding plaatsvindt.
De advocaat-generaal bij het ressortparket te Leeuwarden heeft positief geadviseerd.
3. De beoordeling
Uit het schriftelijke verzoek van klager begrijpt de beroepscommissie dat klager zijn vriendin na de bevalling enkele dagen wil ondersteunen. Klager meent dat zijn vriendin na haar ontslag uit het ziekenhuis enige dagen hulp nodig heeft. Uit de stukken
is niet duidelijk of klagers vriendin inmiddels is bevallen. Zij is uitgerekend op 18 januari 2008. Wat hier ook van zij, de beroepscommissie is van oordeel dat klager een belang heeft bij een beoordeling van zijn beroep, nu het hem is te doen om na de
bevalling gedurende enige dagen hulp te kunnen bieden aan zijn vriendin.
Klager zit in voorlopige hechtenis op verdenking van diefstal met geweld.
Op grond van artikel 34 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting van 24 december 1998 (Stcrt 1998, 247) kan strafonderbreking worden verleend wegens zodanig bijzondere omstandigheden in de persoonlijke sfeer, dat niet kan worden volstaan
met
een andere vorm van verlof. Gelet op de nota van toelichting bij deze regeling en de daarna gevolgde wijzigingen – met name de nota van toelichting bij de regeling van 12 mei 2006 (Stcrt 2006, nr 103) – gaat de beroepscommissie ervan uit dat preventief
gehechten die nog niet in eerste aanleg zijn veroordeeld, niet in aanmerking kunnen komen voor strafonderbreking. Dit betekent dat aan klager geen strafonderbreking kan worden verleend. Om deze reden kan de beslissing van de Staatssecretaris, bij
afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie betrekt in haar oordeel tevens de twijfel die is ontstaan over de door de vriendin van klager verleende toestemming, vanwege haar
gebrekkige verstandelijke vermogens en de door haar gedane aangifte van huiselijk geweld. Het beroep is derhalve ongegrond.
Ten overvloede overweegt de beroepscommissie nog het volgende. Op grond van artikel 21 en 26 van de regeling kan aan klager incidenteel verlof worden verleend voor een kraambezoek aan de levenspartner en het pasgeboren kind. Dit verlof, dat in duur
beperkt is tot één dag, kan indien nodig onder begeleiding of bewaking plaatsvinden. De beroepscommissie geeft klager in overweging een dergelijk verzoek bij de directeur van de inrichting in te dienen.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. Th.E.M. Wijte, leden, in tegenwoordigheid van R. Kokee, secretaris, op 15 februari 2008
secretaris voorzitter