Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 21/23413/JB, 21 december 2021, beroep
Uitspraakdatum:21-12-2021

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer          21/23413/JB           

Betreft [klager]

Datum 21 december 2021

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager], geboren op [geboortedatum] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft een verzoek gedaan tot overplaatsing naar een andere (Rijks) Justitiële Jeugdinrichting ((R)JJI).

De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft dat verzoek op 17 september 2021 afgewezen.

Klagers raadsvrouw, mr. H.E. Berman, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.

De beroepscommissie heeft klager (via de telefoon van zijn raadsvrouw), zijn raadsvrouw en […] en […], namens verweerder, gehoord op de zitting van 14 december 2021 in de rechtbank Midden-Nederland te Utrecht.

De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie op het beroepschrift en de overige stukken.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Schriftelijk

Klager heeft verzocht om een overplaatsing voor zijn eigen veiligheid. De inrichting lijkt te suggereren dat het gevoel van onveiligheid uit klager zelf komt en niet is gebaseerd op objectieve gegevens. Dat is onjuist.

Het klopt dat klager eerder al vanuit de JJI Lelystad moest worden overgeplaatst. Hij loopt nu eenmaal meer risico binnen de JJI, door (bekendheid van andere jongeren met) het delict waarvoor hij is veroordeeld. Klager heeft iemand klappen gegeven, toen hij daartoe werd aangezet door andere jongeren die hem niet met rust lieten. Bij hem is letsel geconstateerd. Klagers spullen zijn van hem afgepakt en door de begeleiders bij anderen aangetroffen. Klager is bedreigd, onder meer tijdens een telefoongesprek met zijn moeder. Het personeel heeft dat ook geconstateerd. Klager is in afzondering geplaatst, terwijl onderzoek werd gedaan naar de situatie.

Klager is tijdens een bezoek eerder weggehaald, om in veilige omstandigheden te worden teruggebracht naar zijn kamer. Meerdere begeleiders zouden zijn geschrokken toen ze hoorden dat klager terug moest naar zijn groep ([afdeling]). Zij hebben tegenover moeder erkend dat het een kwestie van tijd zou zijn voordat klager zou worden aangevallen. Tijdens een familiebezoek probeerden jongeren naar binnen te kijken. Ook bonkten zij op de ramen tijdens een gesprek met klagers moeder en deden zij brutaal tegen haar. Drie begeleiders hebben dat gezien en zouden daarvan een melding maken.

Gelet op deze omstandigheden kan de JJI niet zonder veiligheidsplan stellen dat klagers veiligheid gewaarborgd is. Er moet serieus worden gekeken naar de optie om hem elders te plaatsen. Klager heeft een goede omgeving nodig waarbinnen hij zich kan focussen op de gestelde doelen en zijn behandeling. Hij kan nu niet naar school en verblijft al maanden in afzondering. Dat zou niet zo zijn, als er geen gevaar dreigde.

Ter zitting (aanvullend)

Klager is op de afdeling bedreigd met een mes. Hij wordt bijna dagelijks afgeperst. Hij heeft van heel veel jeugdigen klappen gehad. Toen klager moest plassen van de spanning, is hij op de WC weer geslagen. Hij heeft dat bij het personeel aangegeven. Hij hoort niet thuis tussen de jongeren in de RJJI De Hartelborgt te Spijkenisse. Zij zijn agressief.

Sommige medewerkers zien klagers probleem wel in. Eén begeleider is zelf bedreigd door eenzelfde jongere die klager heeft bedreigd. Maar het personeel kan niet waarnemen dat klager wordt afgeperst. Wel is er bijvoorbeeld een jas van klager aangetroffen bij een jongere bij wie hij nooit op de afdeling heeft verbleven.

Klager verblijft op [afdeling], waar de hem opgelegde PIJ-maatregel zou moeten starten. Er zijn veel incidenten geweest. Gisteren was er een beklagzitting waar ook is gesproken over veiligheid. Klager had zich erover beklaagd dat hij minder dan een uur luchten per dag, geen sport heeft gehad en soms maar twee maaltijden per dag krijgt. Dat laatste wordt door de inrichting niet ontkend. De directie is pittig ondervraagd door de beklagcommissie. De directeur erkent dat het een welles-nietes-verhaal is over klagers veiligheid. Wat klager concreet benoemt wordt wel herkend, maar de conclusies die hij daaraan verbindt niet. Klager constateert bijvoorbeeld dat een jeugdige dreigend naar hem kijkt, maar dan wordt hem gezegd dat die jeugdige altijd zo kijkt. Het personeel was erbij toen op de deur werd gebonkt tijdens het bezoek van klagers moeder. De inrichting bestempelt dat echter als plagen.

Klagers angst wordt toeschreven aan zijn psyche. Er zou sprake zijn van een gedragspatroon en een overplaatsing zou hem niet helpen. Maar klager wordt weinig tot niet behandeld. Er wordt ook geen onderzoek gedaan naar zijn psyche. Er zijn wel problemen waaraan gewerkt moet worden. Klager heeft momenteel alleen maar ‘wenmomenten’ op de afdeling. Hij verblijft doorgaans 23 uur per dag of meer in afzondering.

Klager probeert een plaatsing in De Catamaran in Eindhoven te bewerkstelligen. Daar kan een PIJ-maatregel ook ten uitvoer worden gelegd. De inrichting wil daarvoor op dit moment echter geen indicatie afgeven, maar eerst de behandeling opstarten. Maar die komt nu juist niet van de grond. Er is mailcontact geweest met De Catamaran. Klager zou daar qua profiel passen. Feitelijke plaatsing is altijd wel lastig. Klager heeft een externe deskundige benaderd om te kijken of plaatsing elders geïndiceerd is.

In inrichtingen voor volwassenen bestaan Extra Zorgvoorzieningen (EZV’s). In de RJJI Den Hey-Acker te Breda bestaat iets vergelijkbaars. Daar wees het afdelingshoofd op, toen de raadsvrouw de EZV’s benoemde. Maar ook daarvoor wordt nu geen indicatie afgegeven, omdat behandeling nog niet is gestart. Ook een interne overplaatsing wordt om die reden tegengehouden.

Het kan klager niet worden tegengeworpen dat andere jongeren van zijn delict afweten. Hij heeft niet over zijn zaak gesproken. In de JJI Lelystad verbleven veel jongeren uit [plaats]. Die wisten via de media van klagers zaak en confronteerden hem daarmee. Klager zou toen intern worden overgeplaatst, maar ook op die afdeling werd al (bedreigend) over hem gesproken. Toen is klager overgeplaatst naar de RJJI De Hartelborgt.

Twee weken geleden vond er een ernstig incident plaats in de inrichting. Er is een begeleider neergestoken. De politie heeft ter plaatse schoten gelost. Klager is als een van de enigen daarvan ooggetuige geweest. Dit voorval maakt hem nog angstiger. De begeleiding ziet dat ook tijdens de wenmomenten. Volgens sommige begeleiders is het veilig. Zij zeggen dat ze daarvoor hun handen in het vuur kunnen steken. Maar ze kunnen kennelijk zelfs hun eigen veiligheid niet garanderen.

Angst zou een patroon zijn dat voortkomt uit klager zelf. Klager heeft, zoals beschreven, echter veel incidenten meegemaakt. Klager is overal bedreigd en overal afgeperst. Het is dan ook de vraag of de angst, die inderdaad steeds terugkeert in verschillende inrichtingen en op verschillende afdelingen, wel ongegrond is en niet voortkomt uit de dingen die klager heeft meegemaakt. Het angstpatroon komt niet terug in klagers persoonlijkheidsonderzoek (PO). Klager ziet mede daarin dan ook een meerwaarde van een nieuw rapport in het kader van het verkrijgen van een indicatiestelling voor De Catamaran. Daarin wordt ook gekeken naar een mogelijke posttraumatische stressstoornis (PTSS). De inrichting wil zelf geen nieuw onderzoek doen, zolang de behandeling niet is gestart. Het staat volgens de inrichting ‘nog niet vast’ of kan worden gesproken van een trauma (mede) naar aanleiding van het incident van twee weken geleden.

Standpunt van verweerder

Klagers verzoek is afgewezen, omdat er sprake lijkt van een patroon in klagers gedrag dat zich nu lijkt te herhalen. Zijn veiligheid is onder de aandacht van het personeel. Een overplaatsing gaat de situatie niet veranderen en het patroon niet doorbreken.

Het beeld dat in het beroepschrift wordt geschetst, wordt – na navraag – niet door de inrichting herkend. Uit de e-mail van de inrichting volgt (ook) niet dat er spullen van klager bij een andere jongere zijn aangetroffen. Het behandelteam adviseert juist om klager in de RJJI De Hartelborgt te Spijkenisse te laten blijven, om te kunnen werken aan het doorbreken van het patroon. Een reguliere inrichting is volgens de inrichting op dit moment de beste plek voor behandeling. Ook in een reguliere (R)JJI wordt een heel scala aan behandelingen aangeboden.

Klager verblijft niet verplicht in afzondering. Hij weigert om terug te gaan naar de groep. Daarmee lijkt hij een overplaatsing af te dwingen. Het behandelteam schat het nut van klagers verblijf in de RJJI De Hartelborgt evenwel zwaarder in dan de noodzaak om hem over te plaatsen naar een andere JJI. Dat geldt – voor zover verweerder weet – ook voor een overplaatsing naar de RJJI Den Hey-Acker, nu de inrichting behandeling nog mogelijk acht. Pas als de behandeling van de zedenproblematiek centraal zou komen te staan, is een plaatsing op een zedenafdeling mogelijk aangewezen.

Over klagers wens om in De Catamaran geplaatst te kunnen worden, merkt verweerder op dat De Catamaran een GGZ-instelling is. Er moeten nog wel wat stappen worden gezet, voordat aan een eventuele plaatsing van klager daar gedacht zou kunnen worden. Klager zou, ook ondanks zijn jonge leeftijd, moeten begrijpen dat het in zijn geval niet handig is om met andere jongeren te praten over zijn delict. Van PTSS is – kennelijk – geen sprake.

 

3. De beoordeling

Klagers situatie

Klager verblijft op dit moment in de RJJI De Hartelborgt te Spijkenisse. Hij wil graag worden overgeplaatst naar een andere inrichting, omdat hij zich niet veilig voelt in de inrichting.

Is er sprake van een bedreiging voor klager?

Een deel van de voorvallen die klager heeft benoemd, wordt door de inrichting niet herkend, maar een aantal (voor klager belangrijke) voorvallen wel. Het is voor de beroepscommissie lastig om vast te stellen wat er in de inrichting(en) waar klager verblijft of heeft verbleven precies is gebeurd. De beroepscommissie vindt het echter het meest belangrijk dat de inrichting uit alle voorvallen – en op basis van andere signalen van klager of zijn groepsgenoten – níet de conclusie trekt dat klager daadwerkelijk gevaar loopt. Klagers raadsvrouw heeft bijvoorbeeld benoemd dat de inrichting sommige voorvallen ziet als plagerijen. De beroepscommissie kan die typering wel volgen. Zij begrijpt ook dat dergelijke plagerijen op klager heel vervelend overkomen, maar dat betekent nog niet dat er sprake zou zijn van een serieuze bedreiging. Dat geldt bijvoorbeeld ook voor het afpakken van klagers spullen. Dat is heel vervelend. De beroepscommissie gaat er ook van uit dat de inrichting hiertegen optreedt. Maar ook daarvan gaat niet per se een dreiging uit.

Een deel van de incidenten die klagers raadsvrouw ter zitting naar voren heeft gebracht, hebben plaatsgevonden ná de bestreden beslissing. Verweerder heeft daarmee destijds dus geen rekening kunnen houden. Wat daar ook van zij: ook uit die incidenten trekt de inrichting niet de conclusie dat klager niet meer veilig is.

De beroepscommissie vertrouwt erop dat de inrichting – juist nu klager aangeeft dat hij angstig is – zijn veiligheid nauwlettend in de gaten houdt, (eventuele) signalen op de groep opvangt, deze signalen op waarde schat en actie onderneemt als dat nodig is.

Andere omstandigheden

De inrichting probeert op dit moment klager door middel van ‘wenmomenten’ langzaamaan terug te brengen op de groep. De beroepscommissie ziet meerwaarde in deze pogingen. Dit traject vormt dan ook een contra-indicatie om klager op dit moment over te plaatsen.

ot slot vindt de beroepscommissie het van belang dat klager al meerdere keren (intern en extern) is overgeplaatst. Waar in een andere situatie een nieuwe poging in een nieuwe inrichting nog voor de hand zou kunnen liggen, bijvoorbeeld nu klager ook al lange tijd (vrijwillig) in afzondering verblijft, schat de inrichting in klagers geval in dat een overplaatsing een herhaling van het patroon zou betekenen. Anders gezegd: een overplaatsing wordt niet alleen gezien als ‘niet nodig’, maar zelfs ingeschat als ‘onwenselijk’.

Conclusie

Nu onvoldoende is gebleken van een reële dreiging, terwijl de inrichting een overplaatsing onwenselijk vindt en juist stappen probeert te zetten met klager, kan de bestreden beslissing – bij afweging van alle in aanmerking komende belangen – niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is op 21 december 2021 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. M. Iedema, voorzitter, drs. H. Heddema en dr. J.G. Vinke, leden, bijgestaan door mr. P. de Vries, secretaris.

 

secretaris        voorzitter

Naar boven