Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 07/2560/TA, 13 februari 2008, beroep
Uitspraakdatum:13-02-2008

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 07/2560/TA

betreft: [klager] datum: 13 februari 2008

De beroepscommissie als bedoeld in art. 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. drs. O.O. van der Lee, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 14 september 2007 van de alleensprekende beklagrechter bij FPC Oldenkotte te Rekken, verder te noemen de inrichting,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 15 januari 2008, gehouden in de penitentiaire inrichting Nieuw Vosseveld te Vught, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. drs. O.O. van der Lee, en namens het hoofd van voormelde tbs-inrichting
[...].

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft de intrekking van verlof.

De beklagrechter heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager verblijft op resocialisatie-afdeling ’t Zand en beschikte over een groot aantal vrijheden. Naar aanleiding van een incident met een
tbs-gestelde te Enschede op 4 maart. 2007 zijn deze vrijheden ingetrokken en/of opgeschort. Klager heeft van 4 maart. 2007 tot 4 augustus 2007 niet de gebruikelijke verloven gehad. Deze bestonden uit twee dagen werken buiten de kliniek, maandelijks
overnachtingsverlof bij de zus van klager en elke dag onbegeleid verlof voor bijvoorbeeld het doen van boodschappen in Haaksbergen. De inperking van de vrijheden is zeer ingrijpend voor klager geweest. Hij heeft gedurende vijf maanden niet kunnen
werken, zijn behandeling lag stil en klager kon alleen maar wachten. Klager heeft de beslissingen tot intrekking/opschorting niet op schrift gekregen. Ook niet nadat klager hierom had verzocht. Onduidelijk is wie de beslissing tot
intrekking/opschorting
heeft genomen. De inrichting heeft aangegeven dat de beslissingen zijn gebaseerd op art. 50, derde lid, Bvt.
Klager klaagt over twee losstaande aspecten. Ten eerste is er sprake van een onrechtmatige intrekking van zijn verlof. In de tweede plaats heeft klager zich beklaagd over het feit dat hij geen schriftelijke mededeling heeft ontvangen over de
intrekking/opschorting. Een beoordeling van deze laatste klacht is niet afhankelijk van de klacht over de inperking van de vrijheden en is gebaseerd op art. 56, eerste lid, onder e Bvt.
Klager meent primair dat er wel sprake is van een beklagwaardige beslissing. Klager verwijst naar de uitspraak van de beroepscommissie van 13 september 2007 (07/1055/TA), waarin in een vergelijkbare situatie de verpleegde wel ontvankelijk in zijn
beklag
is verklaard, ondanks het feit dat het verlof op het moment van intrekken nog geen aaneengesloten periode van een week heeft geduurd.
Klager meent dat in strijd met art. 50 Bvt is gehandeld doordat de intrekking van het verlof plaatsvond vanwege een gebeurtenis die geheel los staat van klager. Klager is volledig in het ongewisse gelaten over de exacte redenen voor de intrekking van
het verlof. De Minister van Justitie heeft geen beslissing genomen.
Subsidiair meent klager dat sprake is van afdelingsarrest zoals bedoeld in art. 33 Bvt. De keuken bevindt zich naast de afdeling waar klager verblijft. Klager kon slecht zeer beperkt naar de keuken toe. Dit afgezet tegen het ingrijpende karakter van de
beslissing gedurende vijf maanden, brengt met zich dat in redelijkheid dient te worden gesproken van afdelingsarrest.
Gelet op de beperkte cognitieve capaciteiten van klager, was het voor hem lastig te begrijpen wat er aan de hand was. Op 20 juni 2007 heeft de raadsman van de inrichting vernomen dat klager niet in aanmerking komt voor verlof. Per brief en per fax van
26 juni 2007 heeft de raadsman namens klager een klaagschrift ingediend bij de beklagrechter. Ter zitting van de beroepscommissie toont de raadsman de ontvangstbewijzen van de faxberichten aan de beroepscommissie.
Klager acht verder nog van belang dat er tussen hem en de inrichting veel problemen zijn geweest. De inrichting heeft klager gediagnosticeerd voor plaatsing op de longstayafdeling. Het PBC was het echter eens met de externe deskundige dat klager kan
resocialiseren. De daaropvolgende conflicten duurden een paar jaar. Klager is zeer benadeeld door de intrekking van de verloven en wil een tegemoetkoming van
€ 50,- per dag over de vijf maanden dat hij geen verlof heeft genoten.

Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. De inrichting ging er vanuit dat geen beklag mogelijk is tegen een ingetrokken verlof als het verlof geen aaneensluitende periode
van meer dan een week heeft geduurd. Om die reden is er geen schriftelijke mededeling uitgereikt. Later heeft de inrichting vernomen dat in dit soort gevallen de verpleegde toch ontvankelijk is in zijn klacht. De inrichting kan zich daarin vinden.

3. De beoordeling
De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en zal het beklag in beroep opnieuw beoordelen.

Op grond van art. 58, vijfde lid, Bvt dient het klaagschrift uiterlijk op de zevende dag na die waarop de verpleegde kennis heeft gekregen van de beslissing waarover hij zich wenst te beklagen worden ingediend. Als dag waarop het klaagschrift is
ingediend, geldt die van de ontvangst door de secretaris van de beklagrechter. Een na afloop van deze termijn ingediend klaagschrift is niettemin ontvankelijk, indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de verpleegde in verzuim is geweest. Op
5 maart. 2007 is aan klager mondeling medegedeeld dat zijn verlof is ingetrokken. Ter zitting van de beroepscommissie is door de raadsman van klager betoogd dat het voor klager vanwege zijn beperkte cognitieve capaciteiten lastig was te begrijpen wat
er
aan de hand was. Desverzocht heeft de inrichting klagers raadsman eerst per brief van 19 juni 2007 bericht dat klager niet in aanmerking komt voor verlof en dat van de intrekking van het verlof geen schriftelijke mededeling aan klager is uitgereikt.
Klagers raadsman heeft deze brief op 20 juni 2007 ontvangen. Het klaagschrift van 26 juni 2007 is blijkens een ter zitting van de beroepscommissie getoond bewijs van verzending per brief en per fax op 26 juni 2007 aan de beklagrechter verzonden. Tegen
de achtergrond van het vorenstaande is de beroepscommissie van oordeel dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is. Klager kan derhalve in zoverre in zijn beklag worden ontvangen.

Naar aanleiding van een incident met dodelijke afloop op 4 maart. 2007 in Enschede waarbij een andere verpleegde uit de inrichting is betrokken, heeft het hoofd van de inrichting in overleg en op verzoek van de Minister van Justitie besloten alle
verloven van de patiënten uit de inrichting in te trekken. Voor klager hield deze beslissing in de intrekking van zijn onbegeleid verlof vanaf 5 maart. 2007. De intrekking van het verlof is geschied op grond van art. 50, derde lid, Bvt. Op grond van
art. 56, tweede lid, onder a, Bvt kan de verpleegde beklag doen over de intrekking van het verlof door het hoofd van de inrichting, indien het verlof op het moment dat het wordt ingetrokken een aaneengesloten poriode van meer dan een week heeft
geduurd.
Niet betwist is het feit dat het verlof van klager niet een aaneengesloten periode van meer dan week heeft geduurd. Verder is gesteld noch gebleken dat aan de intrekking van het verlof een andere reden ten grondslag lag dan het incident van 4 maart.
2007.

Overeenkomstig het oordeel van de beroepscommissie in haar uitspraak van 13 september 2007 met nummer 07/1055/TA, is de beroepscommissie in onderhavig beroep van oordeel dat een categorale intrekking van de verloven door het hoofd van de inrichting in
strijd is met de wet en dat het – mede gelet op het ingrijpende karakter van de bestreden beslissing - niet de bedoeling van de wetgever kan zijn geweest aan de tbs-gestelde in dit geval de mogelijkheid van beklag te onthouden.
De Minister van Justitie heeft op grond van art. 53, derde lid, Rvt de exclusieve bevoegdheid per inrichting voor verpleging van ter beschikking gestelden of afdeling daarvan alle verlofmachtigingen in te trekken indien er aanwijzingen zijn dat zich
bij
die inrichting of afdeling een patroon voordoet van meerdere onttrekkingen of andere incidenten. Van deze mogelijkheid is geen gebruik gemaakt.
De gronden waarop het hoofd van de inrichting een verleend verlof kan intrekken (art. 50, derde lid, Bvt) zien op de bijzondere omstandigheden van het individuele geval. De ratio van het onthouden van een rechtsmiddel aan tbs-gestelden tegen de
beslissing tot intrekking van een verlof dat geen aaneengesloten periode van meer dan een week heeft geduurd, is blijkens de Memorie van toelichting bij art. 50 en 51 Bvt gelegen in de wens te voorkomen dat (overmatige) juridisering van het
verlofbeleid
schade toebrengt aan het verplegingsproces van de tbs-gestelde. De strekking van de regeling van voormeld art. 50 Bvt is derhalve eveneens terug te voeren op de situatie van de individuele tbs-gestelde. Nu in het overhavige geval het verlof is
beëindigd
zonder dat daaraan enige overweging inzake de omstandigheden van klager zelf ten grondslag lag, kan aan de hiervoor weergegeven ratio van het onthouden van een rechtsmiddel aan tbs-gestelden ten deze geen betekenis worden toegekend.

Gelet op de hiervoor weergegeven feiten en omstandigheden, één en ander in onderling verband en samenhang bezien, is de beroepscommissie van oordeel dat klager ontvankelijk is in zijn beklag en dat het beklag gegrond is.

Klager is getroffen in zijn resocialisatie, nu zijn onbegeleid verlof voor een zeer lange periode van vijf maanden is ingetrokken. De gevolgen daarvan zijn niet meer ongedaan te maken. Daarvoor dient klager een tegemoetkoming te worden geboden. De
beroepscommissie stelt deze, gezien de duur van de verlofbeperking, vast op € 250,=.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart. het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verklaart. het beklag alsnog gegrond.
Zij vernietigt de beslissing waarover is geklaagd.
Zij bepaalt de aan klager toekomende tegemoetkoming op € 250,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. drs. F.A.M. Bakker, voorzitter, mr. drs. T.A.M. Louwe en mr. H.E.G. Peters, leden, in tegenwoordigheid van R. Kokee, secretaris, op 13 februari 2008

secretaris voorzitter

Naar boven