Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 07/2575/TA, 13 februari 2008, beroep
Uitspraakdatum:13-02-2008

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 07/2575/TA

betreft: [klager] datum: 13 februari 2008

De beroepscommissie als bedoeld in art. 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

het hoofd van FPC Oldenkotte te Rekken, verder te noemen de inrichting,

gericht tegen een uitspraak van 14 september 2007 van de alleensprekende beklagrechter bij genoemde inrichting, gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klaagster,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 15 januari 2008, gehouden in de penitentiaire inrichting Nieuw Vosseveld te Vught, zijn gehoord klaagster en namens het hoofd van voormelde tbs-inrichting [...].

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft de intrekking van het verlof.

De beklagrechter heeft klaagster niet-ontvankelijk verklaard in haar het beklag voor zover gericht tegen de intrekking van het verlof en het beklag gegrond verklaard voor zover de maatregel van afdelingsarrest na 15 maart. 2007 is gehandhaafd, op de
gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten
Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. De klacht van klaagster tegen de intrekking van het verlof, kan niet tevens als een klacht tegen de maatregel van afdelingsarrest
ex
art. 33 Bvt worden beschouwd. De onbegeleide verloven van klaagster zijn na het incident in Enschede op 4 maart. 2007 vanaf 15 maart. tot 2 mei 2007 ingetrokken geweest. Alle patiënten moesten terug naar afdeling ‘de Poort’. Aan klaagster is geen
kennisgeving beklagwaardige maatregel uitgereikt, omdat de klacht op grond van art. 56, tweede lid, onder a, Bvt niet beklagwaardig is. Als gevolg van het ingetrokken verlof, is het voor klaagster – behoudens uitzonderingen – niet mogelijk geweest om
de
afdeling ‘De Poort’ in Deventer te verlaten. Er kan geen sprake zijn van samenloop van afdelingsarrest en het intrekken van het verlof. Er is met andere woorden geen reden om aan te nemen dat het intrekken van de onbegeleide verloven tevens het
opleggen
van afdelingsarrest met zich meebrengt. Uit het klaagschrift is op geen enkele wijze te herleiden dat klaagster tevens klaagt over afdelingsarrest.

Klaagster heeft het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht. Het verlof is twee maanden ingetrokken. De intrekking heeft allerlei problemen gegeven. Klaagster verblijft nu buiten de inrichting in een eigen woning.

3. De beoordeling
Naar aanleiding van een incident op 4 maart. 2007 in Enschede waarbij een andere verpleegde uit de inrichting is betrokken, heeft het hoofd van de inrichting het onbegeleide verlof van klaagster ingetrokken vanaf 15 maart. 2007 tot 2 mei 2007. De
intrekking van het verlof is geschied op grond van art. 50, derde lid, Bvt. Op grond van art. 56, tweede lid, onder a, Bvt kan de verpleegde beklag doen over de intrekking van het verlof door het hoofd van de inrichting, indien het verlof op het moment
dat het wordt ingetrokken een aaneengesloten poriode van meer dan een week heeft geduurd. Niet betwist is het feit dat het verlof van klaagster niet een aaneengesloten periode van meer dan week heeft geduurd. Verder is gesteld noch gebleken dat aan de
intrekking van het verlof een andere reden ten grondslag lag dan het incident van 4 maart. 2007.

Overeenkomstig het oordeel van de beroepscommissie in haar uitspraak van 26 september 2007 met nummer 07/1499/TA, is de beroepscommissie in onderhavig beroep van oordeel dat een categorale intrekking van de verloven door het hoofd van de inrichting in
strijd is met de wet en dat het – mede gelet op het ingrijpende karakter van de bestreden beslissing - niet de bedoeling van de wetgever kan zijn geweest aan de tbs-gestelde in dit geval de mogelijkheid van beklag te onthouden.
De Minister van Justitie heeft op grond van art. 53, derde lid, Rvt de exclusieve bevoegdheid per inrichting voor verpleging van ter beschikking gestelden of afdeling daarvan alle verlofmachtigingen in te trekken indien er aanwijzingen zijn dat zich
bij
die inrichting of afdeling een patroon voordoet van meerdere onttrekkingen of andere incidenten. Van deze mogelijkheid is geen gebruik gemaakt.
De gronden waarop het hoofd van de inrichting een verleend verlof kan intrekken (art. 50, derde lid, Bvt) zien op de bijzondere omstandigheden van het individuele geval. De ratio van het onthouden van een rechtsmiddel aan tbs-gestelden tegen de
beslissing tot intrekking van een verlof dat geen aaneengesloten periode van meer dan een week heeft geduurd, is blijkens de Memorie van toelichting bij art. 50 en 51 Bvt gelegen in de wens te voorkomen dat (overmatige) juridisering van het
verlofbeleid
schade toebrengt aan het verplegingsproces van de tbs-gestelde. De strekking van de regeling van voormeld art. 50 Bvt is derhalve eveneens terug te voeren op de situatie van de individuele tbs-gestelde. Nu in het overhavige geval het verlof is
beëindigd
zonder dat daaraan enige overweging inzake de omstandigheden van klaagster zelf ten grondslag lag, kan aan de hiervoor weergegeven ratio van het onthouden van een rechtsmiddel aan tbs-gestelden ten deze geen betekenis worden toegekend.

Gelet op de hiervoor weergegeven feiten en omstandigheden, één en ander in onderling verband en samenhang bezien, is de beroepscommissie van oordeel dat klaagster ontvankelijk is in haar beklag en dat het beklag gegrond is.

De vraag of het niet beklagwaardig intrekken van verlof onder omstandigheden (bijvoorbeeld afhankelijk van de gebouwelijke situatie) feitelijk kan leiden tot een situatie van afdelingsarrest als bedoeld in art. 33 Bvt, kan hier in het midden blijven nu
de beroepscommissie het beroep van de directeur om andere redenen ongegrond verklaart.

Klaagster is getroffen in haar resocialisatie, nu haar onbegeleid verlof voor een periode van anderhalve maand is ingetrokken. De gevolgen daarvan zijn niet meer ongedaan te maken. Daarvoor dient klaagster een tegemoetkoming te worden geboden. De
beroepscommissie stelt deze vast op € 150,=.

Het vorenstaande leidt tot de navolgende beslissing.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart. het beroep van het hoofd van de inrichting ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter met verbetering van de gronden.
Zij bepaalt de aan klaagster toekomende tegemoetkoming op € 150,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. drs. F.A.M. Bakker, voorzitter, mr. drs. T.A.M. Louwe en mr. H.E.G. Peters, leden, in tegenwoordigheid van R. Kokee, secretaris, op 13 februari 2008

secretaris voorzitter

Naar boven