Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 21/20963/GA, 16 februari 2022, beroep
Uitspraakdatum:16-02-2022

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Zorgplicht  v

 

Nummer          21/20963/GA           

 

Betreft [klager]

Datum 16 februari 2022

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van de directeur van de Penitentiaire Inrichting (PI) Arnhem (hierna: de directeur)

 

1. De procedure

[klager] (hierna: klager) heeft – voor zover in beroep aan de orde – beklag ingesteld omdat de directeur zou tekortschieten in zijn zorgplicht om klagers veiligheid op de afdeling te waarborgen.

De beklagrechter bij de PI Arnhem heeft op 9 april 2021 het beklag gegrond verklaard

(A-2021-023). De uitspraak van de beklagrechter is bijgevoegd.

De directeur heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld.

De beroepscommissie heeft […], juridisch medewerker bij de PI Arnhem, klagers raadsman mr. J.H. van Dijk en klager (telefonisch) gehoord op de digitale zitting van 18 november 2021.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van de directeur

Klager heeft ter zitting van de beklagrechter van 26 maart 2021 een nieuwe klacht ingebracht over een incident dat heeft plaatsgevonden op 10 maart 2021. Dat betekent primair dat deze klacht buiten de wettelijke klachttermijn is ingediend. Het secundaire standpunt is gericht tegen de overweging van de beklagrechter dat sprake is van ‘een patroon’ van intimidatie, bedreiging en fysiek geweld. Dat impliceert en veronderstelt een steeds en met regelmaat terugkerende situatie, maar daarvan is geen sprake geweest. Klager heeft gedurende een periode van drie maanden op verschillende afdelingen verbleven. Er hebben zich toen twee incidenten voorgedaan op verschillende afdelingen, namelijk op 26 december 2020 op afdeling D3 en op 10 maart 2021 op afdeling D1. Bij dit laatste incident was klager de agressor.

De directeur is niet bekend met structurele bedreigingen en heeft voldaan aan zijn zorgplicht om klagers veiligheid te waarborgen. Het personeel heeft klagers meldingen op 22 december 2020 over de door hem ervaren gevoelens van onveiligheid uiterst serieus genomen. Op het moment dat een dreigende situatie plaatsvindt, grijpt het personeel direct in en wordt dit uitgebreid gerapporteerd. Na de genoemde meldingen is direct actie ondernomen door het gedrag van gedetineerden op klagers afdeling te monitoren en gebeurtenissen op de afdeling rondom klager te rapporteren. Dit toezicht is niet in alle opzichten zichtbaar voor gedetineerden, aangezien dit onder meer wordt uitgevoerd door het personeel van de centrale post achter eenzijdig glas.

Op 26 december 2020 hadden klager en medegedetineerden een woordenwisseling bij de telefoon, omdat klager lang aan het bellen was. Een van de medegedetineerden stond daarop bij klagers celdeur en klager zou hem hebben uitgedaagd. Klagers versie is dat een medegedetineerde hem van achteren op zijn oor heeft geslagen, maar dit heeft het personeel niet waargenomen. Er is daarom niemand gesanctioneerd.

Naar aanleiding van een incident op 26 december 2020 zijn klager en medegedetineerden aangesproken op hun gedrag. Ook heeft er met hen een gesprek plaatsgevonden en zijn er afspraken gemaakt over hoe met elkaar om te gaan. De situatie op de afdeling is daarnaast gemonitord en er is gerapporteerd. Uit deze rapportages blijkt dat klager evengoed een aandeel heeft gehad. Zo wil hij aanwijzingen van personeel niet aannemen en gaat hij met hen de discussie aan, past hij zijn gedrag niet aan op hetgeen wenselijk is, lacht hij medegedetineerden uit als hij commentaar krijgt en is zijn geduld minimaal als hij denkt dat hij in zijn gelijk staat.

 

Standpunt van klager

Het bevreemdt dat de incidenten op 26 december 2020 en 10 maart 2021 volgens de directeur niet hebben plaatsgevonden. Er bestaat geen aanleiding over dit laatste incident een formalistisch standpunt in te nemen. Dit incident was immers ter zitting van de beklagrechter bekend, ook bij de directeur.

Het gaat om klagers algemene veiligheid in de inrichting. Ruim voor december 2020, toen hij op afdeling D3 verbleef, heeft hij bij het personeel keer op keer aangegeven dat hij zich niet veilig voelde. Het staat vast dat sprake is van structurele mishandelingen en bedreigingen, zodat – met de beklagrechter – kan worden gesproken van een patroon. Op tweede kerstdag 2020 wilde iedereen bellen. Een medegedetineerde, die klager al uit het huis van bewaring kende, bedreigde hem, maar deze medegedetineerde had net daarvoor al gebeld. Klager kreeg een klap op zijn slaap en oor. Het personeel had dit kunnen horen en actie moeten ondernemen, aangezien de telefoons zich bij het personeelskantoor bevinden. Klager is pas op grond van een plaatsing in het plusprogramma op 7 januari 2021 overgeplaatst naar afdeling D1, een ring op de begane grond. Op 10 maart 2021 maakte hij een opmerking over het kapsel van een medegedetineerde, waarop klager een trap in zijn rug kreeg. Klager was dus niet de agressor en het incident vond plaats terwijl het personeel toezicht hield.

Onder de gegeven omstandigheden kan niet worden volstaan met alleen monitoren, rapporteren en andere vormen van standaardtoezicht. De directeur heeft onvoldoende extra maatregelen genomen om de mishandelingen en bedreigingen te voorkomen en klagers veiligheid te waarborgen. Klager is dierenactivist, veganist, pacifist en geniet landelijke bekendheid. Hij heeft dus principiële standpunten, maar hij verafschuwt geweld. In de inrichting is hij een vreemde eend in de bijt, moet hij continue over zijn schouder kijken en wordt hij op zijn gedrag en persoon aangesproken.

 

3. De beoordeling

Op 30 december 2020 heeft klager de onderhavige klacht ingediend, waarin hij stelt dat de directeur is tekortgeschoten in zijn zorgplicht om klagers veiligheid op afdeling D3 te waarborgen. Daarbij heeft hij aangegeven dat hij zich meerdere keren bij het personeel heeft gemeld met gevoelens van onveiligheid, vanwege mishandeling, intimidatie en bedreigingen door medegedetineerden. Deze meldingen dateren van 22 december 2020 en op 26 december 2020 vond een incident plaats tussen klager en medegedetineerden.

Het voorgaande betekent dat het pas ter zitting van de beklagrechter aangevoerde incident van 10 maart 2021 – dat plaatsvond ruim twee maanden later, terwijl klager inmiddels op een andere afdeling verbleef – buiten de omvang van het hier te beoordelen beklag valt. De beroepscommissie laat hetgeen over dit incident is aangevoerd daarom verder buiten beschouwing.

Op 22 december 2020 heeft klager bij het personeel gemeld dat hij zich op de afdeling onveilig voelde, vanwege intimidaties en bedreigingen door een medegedetineerde. Volgens klager heeft deze medegedetineerde hem ook een keer ‘om zijn nek gegrepen’. Op 26 december 2020 vond tussen hem en medegedetineerden een woordenwisseling plaats, waarvan het personeel niet goed heeft kunnen verstaan wat voor gesprek werd gevoerd. Uit de inlichtingen van de directeur blijkt dat een medegedetineerde op een later moment bij klagers celdeur stond en dat klager hem zou hebben uitgedaagd, waarop het personeel deze medegedetineerde heeft weggestuurd. Dat deze medegedetineerde klager zou hebben geslagen, heeft het personeel niet waargenomen. Wel is door middel van een notitie gewag gemaakt van de situatie rondom klager en is het personeel erop gewezen om dit goed in de gaten te houden. Ook zijn klager en de medegedetineerden aangesproken op hun gedrag en hebben zij afgesproken elkaar met rust te laten. Na dit gesprek zijn de onderlinge spanningen tussen klager en de betreffende medegedetineerden niet meer waargenomen.

De directeur heeft een algemene zorgplicht om de veiligheid in de inrichting te waarborgen. Bij de beantwoording van de vraag of de directeur in dit geval is tekortgeschoten in het nakomen van deze zorgplicht, is relevant welke inspanningen de directeur heeft geleverd om klagers veiligheid te waarborgen. Uit het bovenstaande volgt dat op klagers meldingen direct actie is ondernomen, dat de situatie rondom hem is gemonitord en dat hierover is gerapporteerd. Het personeel heeft bovendien bemiddelend opgetreden en met klager en zijn medegedetineerden gesprekken gevoerd. Hoewel het voorstelbaar is dat klager zich in de gegeven omstandigheden niet veilig voelde, volgt uit het bovenstaande niet dat hem ten aanzien van de incidenten geen enkele blaam treft. Anders dan klager betoogt, reikt de zorgplicht van de directeur ook niet zo ver dat de incidenten in elk geval hadden moeten worden voorkomen.

De beroepscommissie is, gelet op het voorgaande, van oordeel dat de directeur aan zijn zorgplicht heeft voldaan. Zij zal het beroep van de directeur daarom gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagrechter vernietigen en het beklag alsnog ongegrond verklaren.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter voor zover in beroep aan de orde en verklaart het beklag alsnog ongegrond.

 

Deze uitspraak is op 16 februari 2022 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. A. Jongsma, voorzitter, mr. S. Bijl en mr. D.W.J. Vinkes, leden, bijgestaan door mr. M.G. Bikker, secretaris.

secretaris                                                       voorzitter

Naar boven