Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 07/3307/JA, 8 februari 2008, beroep
Uitspraakdatum:08-02-2008

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Vermissing  v

Uitspraak

nummer: 07/3307/JA

betreft: [klager] datum: 8 februari 2008

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 74, tweede lid, van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen (Bjj) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], geboren op [1990], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 28 november 2007 van de alleensprekende beklagrechter bij de justitiële jeugdinrichting (j.j.i.) De Doggershoek te Den Helder,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 21 januari 2008, gehouden in de j.j.i. Den Engh te Den Dolder, zijn gehoord klager en, namens de directie van bovengenoemde j.j.i., [...].
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft, voor zover in beroep aan de orde, de vermissing van een ring.

De beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Hij heeft de desbetreffende ring, die van zijn oma was, via bezoek van zijn moeder gekregen en op eigen verantwoording ingevoerd. Hij heeft ervoor getekend dat het zoekraken van spullen voor eigen risico is. Daar kan naar zijn mening echter niet onder
vallen dat een groepsleidster zonder zijn toestemming met een andere jeugdige op zijn afgesloten kamer is geweest, terwijl hij op school zat. Daarvoor kan klager onmogelijk verantwoordelijk zijn. De desbetreffende ring, die veel voor hem betekent, lag
los op de tafel in zijn kamer. Onder die tafel lag de voetbal, die de genoemde groepsleidster en jeugdige van zijn kamer hebben gehaald. Men kan hem niet wijs maken dat er toen verder niets is gebeurd.
Hij heeft geen verschillende verhalen verteld over het verkrijgen van de desbetreffende ring, men heeft verschillende verhalen opgeschreven. Hij heeft al zijn sieraden op zijn kamer. Nergens blijkt uit dat dit niet zo is. Als hij moet bewijzen dat hij
de ring op zijn kamer had, lijkt het alsof het allemaal aan hem ligt.
Hij heeft pas een week later de vermissing van zijn ring doorgegeven, omdat hij volgens afspraak alleen met zijn mentor dingen mag bespreken en hij deze niet eerder heeft kunnen bereiken. De desbetreffende jeugdige heeft hij er niet op aangesproken.
Klager verblijft niet in de inrichting om anderen aan te spreken, dat is de taak van de groepsleider.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
De groepsleidster mocht niet zonder toestemming van klager zijn kamer betreden met een jeugdige. De klacht daarover is gegrond verklaard. De groepsleidster heeft de desbetreffende jeugdige tijdens het verblijf op klagers kamer niet uit het oog
verloren.
Om die reden is het hoogst onwaarschijnlijk dat die jeugdige klagers ring heeft meegenomen. Het feit dat klager een week wacht met het melden van de vermissing van de ring maakt dit nog minder waarschijnlijk. Er is een afspraak dat klager zaken alleen
met zijn mentor bespreekt, maar dat neemt niet weg dat er op de afdeling ook groepsleiders rondlopen en dat hij de vermissing van zijn ring direct aan hen had kunnen melden.
Vanuit de inrichting wordt de jeugdigen dringend aangeraden om geen sieraden op de kamer te hebben. De oppervlakte van de kamers van de jeugdigen is acht vierkante meter.

3. De beoordeling
Hetgeen in beroep is aangevoerd kan - voor zover dat is komen vast te staan - naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. Daarbij is in aanmerking genomen dat ook ter zitting van de
beroepscommissie niet aannemelijk is geworden dat klager de desbetreffende ring op zijn kamer had en dat hij die ring vermist sinds de groepsleidster met een jeugdige op zijn afgesloten kamer is geweest om een voetbal van zijn kamer te halen. Juist
waar
de ring volgens klager zoveel voor hem betekent, is volstrekt onbegrijpelijk dat hij niet direct melding heeft gemaakt van de beweerde vermissing en/of de desbetreffende jeugdige daarop niet direct heeft aangesproken.
Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter.

Deze uitspraak is gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. M.L.C.C. de Bruijn-Lückers, voorzitter, mr. F.G.A. ten Siethoff en drs. H.P.J. Vos, leden, bijgestaan door mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 8 februari 2008

secretaris voorzitter

Naar boven