Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 07/3049/GB, 8 februari 2008, beroep
Uitspraakdatum:08-02-2008

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 07/3049/GB

Betreft: [klager] datum: 8 februari 2008

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. R. Moszkowicz, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op – zo verstaat de beroepscommissie – 5 november 2007 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem te plaatsen in het huis van bewaring/ISD (h.v.b./ISD) Haaglanden te Den Haag ongegrond verklaard.

2. De feiten
Klager is sedert 23 september 2006 gedetineerd. Hij verbleef in de zeer beperkt beveiligde inrichting/ISD (z.b.b.i./ISD) Haaglanden te Den Haag. Vervolgens is hij, in afwachting van herselectie, geplaatst in het h.v.b./ISD Den Haag. Vanuit deze
inrichting is hij op 11 oktober 2007 geplaatst in de gevangenis De IJssel te Krimpen aan den IJssel, waar een regime van algehele gemeenschap geldt.

3. De standpunten
3.1. Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Klager is eerder vanuit het h.v.b./ISD Rotterdam overgeplaatst naar de z.b.b.i./ISD Haaglanden. Klager heeft zich daar steeds voorbeeldig gedragen. Hij heeft daarbij deelgenomen aan het project Terugdringen Recidive (TR). Klager zou deel gaan nemen aan
een penitentiair programma (p.p.), daartoe heeft hij een overeenkomst getekend en dat p.p. zou starten op 17 december 2007. Klager heeft een positieve houding en tracht er tijdens zijn detentie het beste van te maken. Bij zijn plaatsing in de
z.b.b.i./ISD was hij aanvankelijk erg blij en zeer gemotiveerd om deel te nemen aan activiteiten. Klager ging er daarbij vanuit, hetgeen hem ook was toegezegd in het h.v.b./ISD Rotterdam, dat hij in de z.b.b.i./ISD in de gelegenheid gesteld zou worden
om onderwijs te volgen. Het was voor hem een teleurstelling dat er voor het volgen van onderwijs in de z.b.b.i./ISD geen ruimte was en dat hij meerdere verschillende werkzaamheden kreeg. Uiteindelijk diende hij werkzaamheden te verrichten in een
wasserette. Bij de andere (eerdere) werkgevers kon klager niet langer blijven omdat anderen zich daar misdroegen. Naar aanleiding van een en ander is klagers motivatie een korte tijd minder geweest. Die mindere motivatie rechtvaardigt echter niet de
daaraan door de Minister verbonden gevolgen. Klager kan zich overigens niet vinden in de kwalificatie ten aanzien van zijn zelfredzaamheid en eigen verantwoordelijkheid. Verzoeker heeft inderdaad driemaal een mededeling gehad met betrekking tot
ziekmeldingen. Ten aanzien van de eerste mededeling geldt dat klager toen niet wist dat hij zich persoonlijk ziek diende te melden. Dit staat ook niet in de huisregels vermeld. Ten aanzien van de tweede mededeling erkent klager dat hij anders had
moeten
handelen met betrekking tot de ziekmelding. Hij kan zich echter niet vinden in de daaraan verbonden kwalificaties door zijn mentor, temeer nu hij door rugklachten toen niet in staat was om te gaan werken. Overigens is klager naar aanleiding van deze
mededeling disciplinair gestraft met twee dagen intrekking verlof. Verdergaande maatregelen voor dit feit zouden daarom niet gerechtvaardigd zijn. Ten aanzien van de derde mededeling geldt dat klager zich inderdaad verslapen heeft. Hetgeen het
dienstdoende personeelslid daaromtrent rapporteert met betrekking tot de aanleiding, is onjuist. Klager heeft zich, na te laat op de plaats van tewerkstelling te zijn gekomen, gemeld en de werkgever had geen probleem. Voor de directeur van de
z.b.b.i./ISD was deze derde mededeling de druppel en verzoeker werd voorgedragen voor overplaatsing naar een normaal beveiligde inrichting. Klager heeft inmiddels begrepen dat hij niet meer in aanmerking komt voor deelname aan het project TR. Dit
betekent volgens klager dat hij de resterende tijd van zijn detentie zal moeten doorbrengen in een gesloten inrichting, hetgeen hem een te zware sanctie lijkt voor de drie voorvallen

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager was kandidaat in het kader van het traject TR van de cluster Rijnmond. In dat kader is in de beslissing op het bezwaarschrift meegewogen dat onderzocht zou kunnen worden of er binnen dat traject een aanpassing in het plan opgenomen zou moeten
worden. Hieruit kan blijken dat de terugplaatsing nog geen definitieve consequenties zou behoeven te hebben voor de verdere detentiefasering. Het deelnemen aan een p.p. zou nog steeds tot de mogelijkheden kunnen behoren. Helaas heeft klager op 14
november 2007 laten weten niet langer deel te willen nemen aan een detentieplan in het kader van het traject TR. Hij is daarop op de hoogte gebracht van de consequenties van zijn beslissing. Een van die consequenties is dat het beoogde elektronische
toezicht geen doorgang zal vinden. Als klager aangeeft dat hij mee wil werken aan het opstellen van een detentieplan in het kader van het TR-traject, kan (weer) worden onderzocht of klager in aanmerking kan komen voor verdere detentiefasering,
bijvoorbeeld voor p.p.

4. De beoordeling
4.1. De gevangenis/ISD De IJssel is een gevangenis voor mannen met een regime van algehele gemeenschap en een normaal beveiligingsniveau.

4.2. Klager heeft zich tot driemaal toe niet dan wel te laat gemeld bij de werkgever en daarbij niet de te volgen afmeldprocedure gevolgd. De directeur van de z.b.b.i./ISD heeft daarop, omdat klager naar zijn mening daarmee aantoonde niet te kunnen
functioneren volgens de regels van de z.b.b.i./ISD, klager voorgedragen voor overplaatsing naar een gesloten inrichting. De selectiefunctionaris heeft klager vervolgens geselecteerd voor plaatsing in het h.v.b./ISD Haaglanden en korte tijd daarna is
klager geplaatst in de gevangenis/ISD De IJssel. Bij zijn beslissing heeft de selectiefunctionaris de mogelijkheid opengelaten dat klager – indien daartoe vanuit de leiding van het project TR Rijmond een voorstel komt – (opnieuw) voor detentiefasering
in aanmerking komt. Dat dit thans niet is gebeurd is met name gelegen in het feit dat klager zijn verdere medewerking aan dat project heeft geweigerd.
Het voorgaande in onderling verband en samenhang bezien maakt dat de op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk moet worden
aangemerkt. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema, voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en dr. G.J. Fleers, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 8 februari 2008.

secretaris voorzitter

Naar boven