Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 07/2893/GA, 4 februari 2008, beroep
Uitspraakdatum:04-02-2008

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Vermissing  v

Uitspraak

nummer: 07/2893/GA

betreft: [klager] datum: 4 februari 2008

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 15 oktober 2007 van de beklagcommissie bij de gevangenis Alphen aan den Rijn,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 11 januari 2008, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam, is namens klager zijn raadsman, mr. J.D.D. van Doleweerd gehoord.
Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorggedragen, heeft hij daarvan geen gebruik gemaakt.
De directeur van de gevangenis Alphen aan den Rijn heeft per mail laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de vermissing van goederen na een overplaatsing naar de locatie Zoetermeer vanuit de gevangenis Alphen aan den Rijn. Klager mist twee playstationspellen, bij de crea gemaakte voorwerpen, te weten een cd-rekje, en een papierla, een
kledinghanger en 30 tijdschriften (Respond).

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is ter zitting in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager is op 1 juni 2007 op stel en sprong op transport gezet. Hij heeft zijn spullen daardoor niet zelf kunnen inpakken.
De regel dat een gedetineerde verantwoordelijk is voor de goederen die hij op cel heeft dient genuanceerd te worden in het geval aannemelijk is dat de spullen er wel geweest zijn ook al komen ze niet voor op een door twee piw-ers opgemaakt en
ondertekend ontruimingsverslag.
Desgevraagd heeft de raadsman aangegeven geen verklaring te hebben voor het gegeven dat klager pas op 30 augustus 2007, bij gelegenheid van het rogatoir verhoor, melding heeft gemaakt van de vermissing van de tijdschriften. Mogelijk heeft klager de
dozen met tijdschriften pas op een later moment ontvangen en gecontroleerd.

De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet nader toegelicht. Wel heeft hij, desgevraagd, voorafgaande aan de zitting de documenten met betrekking tot de ontruiming van klagers cel per fax aan het
secretariaat van de Raad doen toekomen.

3. De beoordeling
Op 1 juni 2007 is klagers cel ontruimd in verband met een overplaatsing naar een andere inrichting. Van die celontruiming is door de beide uitvoerende p.i.w.-ers verslag opgemaakt. Bij dat verslag, dat voldoet aan de daaraan gestelde vereisten, zijn
lijsten opgemaakt van de in de cel van klager aangetroffen goederen. De door klager genoemde goederen die hij na zijn overplaatsing gesteld heeft te missen, staan hierop niet vermeld. Nu op de voorgeschreven wijze een ontruimingsverslag is opgemaakt
blijft de hoofdregel van kracht dat de gedetineerde zelf verantwoordelijk is voor zijn eigendommen die hij in de inrichting onder zich heeft. Dit maakt dat hetgeen in beroep is aangevoerd naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere
beslissing kan leiden dan die van de beklagcommissie. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard voor zover het betreft de in die beslissing bedoelde voorwerpen.

Ten aanzien van de gestelde vermissing van de tijdschriften wordt overwogen dat klager over de vermissing hiervan pas heeft geklaagd bij gelegenheid van het rogatoir verhoor op 30 augustus 2007 en derhalve niet binnen de in artikel 61, vijfde lid, Pbw
genoemde termijn. Klager zal in zoverre dan ook alsnog niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn beklag.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart klager alsnog niet-ontvankelijk in zijn beklag betreffende de 30 tijdschriften (Respond). Zij verklaart het beroep voor het overige ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met verbetering van de
gronden.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C.J.G. Bleichrodt, voorzitter, mr. J.P. Balkema en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 4 februari 2008

secretaris voorzitter

Naar boven