Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 21/20366/GB, 3 december 2021, beroep
Uitspraakdatum:03-12-2021

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer          21/20366/GB

            

Betreft [klager]

Datum 3 december 2021

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft op 16 oktober 2020 beslist klager over te plaatsen naar de gevangenis van de Penitentiaire Inrichting (PI) Nieuwegein.

Klager heeft daartegen bezwaar ingesteld. Verweerder heeft op 3 maart 2021 het bezwaar ongegrond verklaard.

Klagers raadsman, mr. M.A. Prins, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie van verweerder en de overige stukken.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Dat de inrichting signalen heeft ontvangen dat klager medegedetineerden zou hebben bedreigd en geïntimideerd, een medegedetineerde zou hebben mishandeld en zich onbetamelijk zou hebben gedragen tegen vrouwelijk personeel, betreffen geen feiten. Het zijn signalen die niet nader worden onderbouwd, waardoor er onvoldoende feitelijke basis is om klager over te plaatsen.

Voorts zijn in de onderhavige procedure aan klager of de raadsman niet de stukken verstrekt die aan de bestreden beslissing ten grondslag hebben gelegen. Desalniettemin wordt een beslissing op het bezwaar genomen met verwijzing naar deze niet-verstrekte stukken, terwijl klager en diens raadsman geen enkele mogelijkheid hebben gehad om te reageren op de stukken waarop de bestreden beslissing berust. Op deze wijze is de bezwaarfase praktisch illusoir c.q. ineffectief. Een en ander maakt dat de gang van zaken in zijn geheel onrechtmatig is.

Verzocht wordt om aan klager een tegemoetkoming toe te kennen.

Standpunt van verweerder

Op grond van de verklaringen van meerdere gedetineerden en personeelsleden blijkt dat klager meerdere gedetineerden fysiek heeft aangevallen of heeft geïntimideerd. Ook worden bepaalde vrouwelijke personeelsleden door klager geclaimd. Klagers gedrag veroorzaakt in de inrichting spanningen en medegedetineerden leven in angst.

Voor zover dezelfde gronden worden ingebracht als in de bezwaarfase, wordt verwezen naar de inhoud van de bestreden beslissing. De stukken waarnaar wordt verwezen, bevinden zich in de bijlagen van het verweerschrift.

 

3. De beoordeling

Klager verbleef in de gevangenis van de PI Achterhoek te Zutphen. Op 19 oktober 2020 is klager overgeplaatst naar de gevangenis van de PI Nieuwegein, omdat hij met zijn gedrag de orde, rust en veiligheid in de inrichting in gevaar bracht.

Uit de stukken volgt dat de directeur van de PI Achterhoek vanuit verschillende gedetineerden en personeelsleden signalen heeft ontvangen dat klager ongewenst gedrag vertoont. Klager zou medegedetineerden intimideren en bedreigen, een medegedetineerde hebben mishandeld en vrouwelijk personeel “claimen”. Ter onderbouwing daarvan is een verslag bijgevoegd, waarin drie gedetineerden, een vrouwelijk personeelslid en een werkmeester van de arbeid voornoemde signalen beamen. Gelet op deze signalen van ongewenst gedrag en om naar aanleiding daarvan de wenselijkheid van een overplaatsing te onderzoeken, is aan klager op 15 oktober 2020 een ordemaatregel opgelegd. In het selectieadvies van 16 oktober 2020 heeft de inrichting vervolgens verzocht klager over te plaatsen in het kader van de orde, rust en veiligheid in de inrichting. Voornoemde omstandigheden vormen naar het oordeel van de beroepscommissie voldoende aanleiding voor een overplaatsing naar een andere inrichting. De beroepscommissie merkt daarbij ten overvloede op dat klagers beroep tegen de uitspraak van de beklagrechter inzake voornoemde ordemaatregel – inhoudende een ongegrondverklaring van het beklag – ongegrond is verklaard (RSJ 22 november 2021, 21/19828/GA).

Ten aanzien van de stelling van klagers raadsman dat aan klager en hem geen stukken zijn verstrekt dan wel dat zij geen mogelijkheid hebben gehad om op de stukken te reageren, overweegt de beroepscommissie dat klager en diens raadsman in beroep alsnog de aan de bestreden beslissing ten grondslag liggende stukken hebben ontvangen en de mogelijkheid hebben gekregen om daarop te reageren.

Gelet op het voorgaande en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, kan de bestreden beslissing niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 

Deze uitspraak is op 3 december 2021 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. A. Jongsma, voorzitter, mr. M.F.A. van Pelt en drs. M.R. van Veen, leden, bijgestaan door mr. S.F.J.H. Niederer, secretaris.

 

secretaris        voorzitter

Naar boven