Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 07/2950/GA, 30 januari 2008, beroep
Uitspraakdatum:30-01-2008

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 07/2950/GA

betreft: [klager] datum: 30 januari 2008

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 8 oktober 2007 van de beklagcommissie bij de Gevangenis/ ISD De Geerhorst te Sittard, voor zover daarbij het beklag ongegrond is verklaard,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van voormelde gevangenis in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft, voor zover in beroep aan de orde, de werkwijze van het BSD inzake de afwijzing van een verzoek tot strafonderbreking (SOB) van klager.

De beklagcommissie heeft het beklag puntsgewijs beoordeeld:
klachtonderdelen b, d en e zijn gegrond verklaard;
klachtonderdelen a, f, g, en h zijn ongegrond verklaard;
klager is met betrekking tot klachtonderdeel c niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag,
op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht.
Klachtonderdeel a: in artikel 65, derde lid, Pbw is de toegankelijkheid geregeld van de gedingstukken voor klager. Het betreft een regeling voor met name de door de directeur in de procedure gebrachte stukken. Klager heeft geen recht op inzage van alle
relevante stukken die zich onder het beheer van de directeur bevinden. De beklagcommissie kan daarom slechts gebruikmaken van de stukken, waartoe klager ook toegang heeft kunnen krijgen. Klager verwijst naar de inhoud van de memorie van toelichting van
de Pbw en het beginsel ‘fair trail’ (lees: fair trial). Tevens is de executie-indicator niet goed gebruikt. Klager verwijst hiervoor naar artikel 1 sub c Penitentiaire maatregel en naar de beleidsregels Executie.
Klachtonderdeel f: het BSD wil zich niet verdiepen in de relevantie van de SOB-aanvraag en de directeur dient alle relevante gegevens van de SOB-aanvraag ter beoordeling aan de selectiefunctionaris toe te zenden.
Klachtonderdeel g: het BSD dient zorg te dragen voor alle relevante gegevens en een advies dat op onjuiste gronden tot stand is gekomen, is niet relevant.

De directeur heeft in beroep volhard bij het ten overstaan van de beklagcommissie gevoerde verweer.

3. De beoordeling
De beroepscommissie stelt voorop, dat voor zover in een geval als het onderhavige het BSD betrokken is bij de samenstelling van het advies omtrent een verzoek om strafonderbreking klachten terzake in beginsel ingebracht dienen te worden in de
betreffende procedures (artikel 39 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting respectievelijk de artikelen 72 en 73 Pbw), maar niet in een beklagprocedure als omschreven in de artikelen 60 e.v. Pbw. Slechts als op het functioneren van het BSD
los van de inhoudelijke kant van zijn werkzaamheden aanmerkingen te maken zouden zijn, kan klager in een beklag terzake ontvankelijk zijn.
Het vorenstaande brengt mee, dat, nu de betreffende klachtonderdelen alle betrekking hebben op de inhoudelijke kant van het werk van het BSD, klager met betrekking tot klachtonderdeel c) terecht niet-ontvankelijk is verklaard, maar dat dat ten aanzien
van de klachtonderdelen a), f), g) en h) ten onrechte niet is gebeurd. Dit alles leidt tot de navolgende beslissing.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond terzake de beslissing op klachtonderdeel c), bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie en vernietigt die uitspraak ten aanzien van de klachtonderdelen a), f), g) en h) en verklaart
klager
alsnog niet-ontvankelijk in die klachtonderdelen.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.J. van Oostveen, voorzitter, mr. J.P. Balkema en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.S. Dwarka, secretaris, op 30 januari 2008

secretaris voorzitter

Naar boven