Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 07/2844/GM, 29 januari 2008, beroep
Uitspraakdatum:29-01-2008

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 07/2844/GM

betreft: [klager] datum: 29 januari 2008

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de detentieboot Zuid-Holland, locatie Dordrecht,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 16 oktober 2007 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Justitie.

Het beroep is behandeld ter zitting van 14 december 2007, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam.

Klagers raadsman C.T.G. van Schie heeft schriftelijk bericht dat hij noch klager, die inmiddels is uitgezet, ter zitting zal verschijnen.

De inrichtingsarts van de detentieboot Zuid-Holland, locatie Dordrecht, is niet ter zitting verschenen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur van 23 september 2007, betreft het niet verstrekken van benzodiazepinen aan klager.

2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Klager heeft het volgende aangevoerd. Hij gebruikt drugs en heeft in verband daarmee Valium nodig.

De inrichtingsarts heeft het standpunt, zoals ingenomen tegenover de medisch adviseur, in beroep niet nader toegelicht. Dit standpunt luidt als volgt.
Uit klagers medisch dossier volgt dat zijn probleem besproken is in het PMO, een vergadering van psycholoog, arts, verpleegkundige en psychiater. Zij zagen geen reden voor het voorschrijven van dit soort middelen.

3. De beoordeling
De handreiking benzodiazepinen van 2 mei 2002 van de Medisch Adviseur gaat uit van het stopzetten van het voorschrijven van benzodiazepinen aan gedetineerden indien daarvoor geen medische indicatie aanwezig is. Indien wordt besloten tot het stopzetten,
dient dit gefaseerd plaats te vinden volgens het in de handreiking gegeven afbouwschema.
Uit klagers medisch dossier blijkt dat klager bij binnenkomst in de inrichting Oxazepam is aangeboden en dat hij dit meermalen heeft geweigerd. Vervolgens is klager besproken in het PMO en is geconcludeerd dat er geen indicatie was om klager dit soort
middelen voor te schrijven. De beroepscommissie is van oordeel dat hieruit volgt dat onder deze omstandigheden het handelen van de inrichtingsarts niet kan worden aangemerkt als in strijd met de in artikel 28 Pm neergelegde norm. Het beroep zal
ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. Chr.M. Aarts, voorzitter, J.G.J. de Boer en R. Vogelenzang, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 29 januari 2008

secretaris voorzitter

Naar boven