Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-20/8068/GA, 26 november 2021, beroep
Uitspraakdatum:26-11-2021

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer          R-20/8068/GA

    

Betreft […]

Datum 26 november 2021

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van de directeur van de locatie Roermond (hierna: de directeur)

 

1. De procedure

[…] (hierna: klager) heeft beklag ingesteld tegen de beslissing van de directeur tot het opleggen van toezichtsmaatregelen aan klager in verband met zijn plaatsing op de lijst van gedetineerden met een vlucht- / maatschappelijk risico (GVM-lijst) op 29 juni 2020.

De beklagcommissie bij de locatie Roermond heeft op 4 september 2020 het beklag gegrond verklaard en daarbij aan klager een tegemoetkoming toegekend van €50,- (R-2020-336). De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.

De directeur heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld.

De beroepscommissie heeft […], plaatsvervangend vestigingsdirecteur van de locatie Roermond, klager en zijn raadsman mr. D. Wijburg,  gehoord op de digitale zitting van 16 juli 2021.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van de directeur

Klager verbleef sinds 31 januari 2020 in Roermond en was op de GVM-lijst geplaatst. De toezichthoudende maatregelen betroffen maatregelen vanwege de status ‘Hoog’, de rapportage van het Gedetineerden Recherche Informatie Punt (GRIP) van 1 april 2020 en een zorgvuldige belangenafweging van de directeur. De directeur is verantwoordelijk voor de veiligheid in de inrichting. Klager verblijft inmiddels in Vught. Gedurende zijn verblijf in Roermond werd maandelijks getoetst of er aanleiding was de maatregelen aan te passen. Deze toetsing werd via een melding voorgelegd aan het landelijk operationeel overleg dat de GVM-status vaststelt.

Klager is gehoord op 25 juni 2020. Tijdens het horen gaf hij aan er belang aan te hechten om onbeperkt te kunnen bellen. Op grond van artikel 39 van de Penitentiaire beginselenwet heeft een gedetineerde het recht ten minste eenmaal per week gedurende tien minuten een of meer telefoongesprekken te voeren met personen buiten de inrichting. Klager mocht twintig minuten per dag en in het weekend dertig minuten bellen. Hiermee is ruimschoots voldaan aan klagers recht om te mogen bellen. Op grond van het GRIP-rapport vond de directeur het noodzakelijk de contacten van klager maximaal en volledig te monitoren. Klager mocht enkel gescreende nummers bellen. Tevens werd door het personeel toezicht gehouden op de belduur, ook omdat gelet op het aantal gedetineerden op de afdeling de belmogelijkheden evenredig verdeeld moeten worden.

Verder wenste klager op zaterdag bezoek van zijn vrouw en kinderen. In het huis van bewaring zijn volgens het dagprogramma op zaterdag geen bezoekmomenten. Voor klager werd hierop geen uitzondering gemaakt. Bovendien is er geen extra personeel om op zaterdag toezicht te kunnen houden op het bezoek van klager. Naast het monitoren van de contacten van klager met de buitenwereld was het van belang, gezien de criminele contacten van klager, voorafgaand aan zijn bezoek te weten welke personen toegang krijgen tot de inrichting. Daarom diende klager schriftelijk aan te geven welke personen hij wenste te ontvangen. Over deze personen werd advies opgevraagd bij het GRIP.

In de afweging tussen enerzijds het uitvoeren van een humane detentie waarbij klagers rechten zo veel mogelijk werden gerespecteerd en gediend versus het belang de orde, rust en veiligheid in de inrichting te bewaren, heeft in dezen het risico op verstoring van de orde, rust en veiligheid binnen de inrichting en de veiligheid van het personeel een uiterst belangrijke rol gespeeld. De beperkingen die aan klager werden opgelegd zijn, afgewogen tegen het te lopen onaanvaardbaar risico, gerechtvaardigd.

De opgelegde maatregelen zijn opgelegd in relatie tot:

-    Het lidmaatschap van een crimineel samenwerkingsverband (CSV) welke macht en middelen heeft een bevrijding van klager te organiseren.

-    Het genoemde CSV wordt in verband gebracht met feiten welke een ernstige verstoring van de rechtsorde in Nederland heeft veroorzaakt.

-    Voorkomen dient te worden dat klager contacten onderhoud met leden van een CSV.

-    Klager is verdachte in een lopend strafrechtelijk onderzoek.

-    Er bestaat een reële dreiging op het leven van klager gezien de onrust in de in de media genoemde Mocro-maffia alsmede de kennis die klager heeft binnen het CSV.

Volgens het GRIP-rapport zijn er aanwijzingen dat klager de inrichting wil ontvluchten. Daarbij is het verkrijgen van hulp van buiten aannemelijk. Klager wordt gelieerd aan het CSV van de heer T. en de heer R., die beschikken over de middelen om een uitbraak te ondersteunen, zoals geweldbereidwillige personen en geld. De informatie vanuit het GRIP is in het rapport van 1 april 2020 aangevuld met nieuwe informatie. Op enkele onderzoeken wordt een aanvulling gegeven en er is één nieuw onderzoek toegevoegd. Aanvullende informatie neemt de directeur mee in de beslissing. Klager wordt nog altijd als verdachte aangemerkt in een aantal van de onderzoeken. Het rapport is opgemaakt in verband met de veiligheid van de verdachten in een grootschalig onderzoek en daaronder liggende onderzoeken, de veiligheid voor personen in dienst van de Dienst Justitiële Inrichtingen en het gevaar voor vlucht en de maatschappij. Er zijn aanwijzingen dat er bij de in het rapport genoemde verdachten sprake is van ontvluchtingsgevaar, liquidatiegevaar en/of voortgezet crimineel handelen. De eerdere rapportages zijn nog steeds actueel.

De beklagcommissie heeft aangegeven dat de belangenafweging voldoende naar voren komt in het verweerschrift, maar deze had in de visie van de beklagcommissie in de beslissing moeten worden opgenomen. De directeur meent echter dat de belangenafweging wel degelijk voldoende naar voren komt in de beslissing. De beslissing is bovendien mondeling uitgebreid met klager besproken en aan hem toegelicht. De directeur bestrijdt dan ook dat klager niet serieus gehoord is. Iedere maand is met klager gesproken en bezien of wijzigingen mogelijk waren. Wel is het zo dat wanneer de verdenkingen blijven zoals deze zijn en de informatie die de directeur vanuit het GRIP krijgt daartoe aanleiding geeft, de maatregelen met betrekking tot het bellen niet snel zullen wijzigen.

Klager had eerder in de penitentiaire inrichting (PI) Achterhoek hetzelfde pakket aan toezichtsmaatregelen opgelegd gekregen, met als enige verschil dat in de bestreden beslissing uitdrukkelijk staat vermeld dat klager een maximaal aantal minuten per dag mag bellen. Nadat in de PI Achterhoek een ontvluchtingspoging had plaatsgevonden, is klager uit voorzorg in januari 2020 per direct overgeplaatst. De directeur heeft toen direct een risico-inschatting moeten maken. Bij deze beslissing heeft die ontvluchting echter niet meegewogen.  

 

Standpunt van klager

Klager persisteert bij dat wat staat vermeld in zijn klaagschrift. De beslissing moet toetsbaar en dus kenbaar zijn. De raadsman wijst in dat kader op de uitspraak RSJ 4 september 2020, R-20/5813/GA. De belangenafweging van de directeur evenals het horen van klager moet schriftelijk worden vastgelegd. Daar is in dit geval geen sprake van. De belangen van klager zijn in de beslissing niet genoemd en bovendien onvoldoende meegewogen. Het valt te begrijpen dat de directeur in januari 2020 plots een risico-inschatting moet maken, maar deze beslissing is zes maanden na binnenkomst genomen. De GRIP-rapportage behelst een omschrijving van de tenlastelegging aan klager, maar niet meer dan dat. De noodzaak van de ingrijpende maatregelen blijkt niet. Als het vooral gaat om toezicht houden op de contacten van klager, blijft de vraag waarom de rest van het pakket nodig wordt geacht.  

Volgens klager is de beslissing van tevoren niet toegelicht. Klager heeft wel voorafgaand aan het nemen van de beslissing gesproken met de directeur. Klager heeft in dat gesprek direct aangegeven dat hij bezwaar tegen de maatregelen had wegens beperkingen ten aanzien van het bellen en het contact onderhouden met de kinderen. De maatregelen waren niet nodig, omdat het in de vorige inrichting zonder die maatregelen ook goed ging. In de PI Achterhoek mochten klagers vrouw en kinderen eens in de maand in de familiekamer op bezoek komen. Hij mocht bellen zo lang hij wilde en met wie hij wilde. En de inrichtingsmedewerkers zaten niet zo op zijn lip. In de PI Achterhoek heeft klager destijds ook geklaagd over de toezichtsmaatregelen.

De beslissing is door de directeur aan klager medegedeeld. Maar dat was een gesprek “voor de bühne”, want er kon sowieso niets aan de beslissing veranderd worden. Bij de maandelijkse gesprekken is dat volgens klager precies hetzelfde. In de PI Achterhoek werd er anders met de maatregelen omgegaan. Klager werd plots overgeplaatst en mocht ineens niet meer met iedereen bellen en hij mocht ook zijn kinderen niet meer zien. Klager heeft niet het idee dat er goed naar hem geluisterd is en vindt dat hij geen eerlijke kans heeft gekregen. Wat klager ook heeft gezegd in Roermond, er werd geen acht op geslagen. In Vught, waar klager nu verblijft, heeft hij exact hetzelfde pakket maatregelen opgelegd gekregen.

De directeur verwijst naar nieuwe informatie van het GRIP. Klager komt in het nieuw toegevoegde onderzoek echter helemaal niet voor. Er zijn bovendien geen concrete aanwijzingen dat sprake is van ontvluchtingsgevaar. Klager vindt dat de directeur de GRIP-rapportage ten onrechte gebruikt om de toezichtsmaatregelen op te leggen.

 

3. De beoordeling

Op 29 juni 2020 heeft de directeur aan klager in totaal vijftien toezichtsmaatregelen opgelegd, onder andere met betrekking tot bezoek, telefoneren, ontvangst en verzending van poststukken, celinspecties, fouillering, visitaties en vervoer. Klager is geplaatst op de GVM-lijst met risicoprofiel ‘Hoog’.

De directeur heeft een discretionaire bevoegdheid waar het betreft de oplegging van maatregelen aan gedetineerden die op de GVM-lijst zijn geplaatst. Bij de oplegging van maatregelen geldt - volgens vaste jurisprudentie van de beroepscommissie - het volgende:

a. Er moet sprake zijn van een noodzaak voor het opleggen van de onderhavige toezichtmaatregelen;

b. De directeur dient de gedetineerde voorafgaand aan de beslissing te horen;

c. De directeur dient een eigen belangenafweging te maken en kan zijn beslissing niet slechts baseren op de plaats en status van verzoeker op de GVM-lijst; en

d. De directeur dient maandelijks te toetsen of sprake is van de noodzaak van voortduring van de maatregelen.

De belangenafweging, die in het kader van de discretionaire bevoegdheid van de directeur plaatsvindt, moet toetsbaar en dus kenbaar zijn. Dat betekent dat de in dit kader gemaakte belangenafweging evenals de inhoud van het horen van de gedetineerde op enigerlei wijze schriftelijk moeten worden vastgelegd. De beslissing tot oplegging van de maatregelen moet worden genomen op basis van de binnengekomen informatie van het GRIP, de visie van de directeur en informatie die de gedetineerde zelf verstrekt. Het horen van de gedetineerde dient dus te geschieden ten behoeve van én voorafgaand aan de door de directeur te maken belangenafweging.

Het verdient de voorkeur dat bovenstaande informatie en vooral de belangenafweging van de directeur zo duidelijk en volledig mogelijk in de beslissing naar voren komen. Dat maakt de beslissing begrijpelijk en op die manier kunnen de beklag- en de beroepscommissie de beslissing toetsen. Nadere informatie of afwegingen kunnen evenwel ook naar voren worden gebracht in de beklag- dan wel beroepsprocedure.  

Hoewel de schriftelijke mededeling van de beslissing op summiere wijze is opgesteld, is de beroepscommissie van oordeel dat voor klager de redenen voor de toezichtsmaatregelen en de hierbij door de directeur gemaakte belangenafweging voldoende kenbaar moet zijn geweest. In de schriftelijke mededeling wordt verwezen naar de feiten die het volgens de directeur noodzakelijk maken de toezichtsmaatregelen op te leggen. De directeur verwijst naar aanwijzingen voor ontvluchtingsgevaar en dat klager gelieerd is aan het CSV van enkele andere personen die over veel middelen beschikken om een uitbraak te ondersteunen. Klager is voorafgaand aan de beslissing gehoord. Ter zitting is naar voren gekomen dat klager zijn visie in het hoorgesprek duidelijk kenbaar heeft gemaakt. De directeur geeft aan de belangen van klager meegenomen te hebben in de afweging en heeft in beroep uitgebreid uiteengezet wat klager naar voren heeft gebracht. Klager is het er niet mee eens dat de belangenafweging van de directeur ertoe heeft geleid dat de toezichtsmaatregelen nodig werden acht, maar de redenen voor het opleggen ervan zijn hem wel kenbaar gemaakt. Aan de beslissing ligt een GRIP-rapportage ten grondslag, die ten opzichte van eerdere rapportage is aangevuld en die actueel is. De directeur heeft de beslissing in beroep nog nader toegelicht. De beroepscommissie acht de beslissing voldoende inzichtelijk en toetsbaar en gestoeld op een belangenafweging die de beslissing kan dragen.   

Gelet op het vorenstaande kan de beslissing van de directeur bij afweging van alle in aanmerking komende belangen niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep van de directeur zal daarom gegrond worden verklaard. De uitspraak van de beklagcommissie zal worden vernietigd en het beklag zal alsnog ongegrond worden verklaard.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog ongegrond.

 

Deze uitspraak is op 26 november 2021 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit

mr. D.R. Sonneveldt, voorzitter, mr. C.N. Dijkstra en mr. R. Raat, leden, bijgestaan door

mr. M. Simpelaar, secretaris.

 

secretaris        voorzitter

Naar boven