Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-20/8542/GA, 31 december 2021, beroep
Uitspraakdatum:31-12-2021

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer          R-20/8542/GA

Betreft [Klager]

Datum 31 december 2021

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [Klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft beklag ingesteld tegen een disciplinaire straf van veertien dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, zonder televisie, vanwege het uiten van bedreigende woorden richting een medewerker, ingaande 7 augustus 2020.

De beklagrechter bij de Penitentiaire Inrichting (PI) Ter Apel heeft op 5 november 2020 het beklag ongegrond verklaard (Ta 2020-288). De uitspraak van de beklagrechter is bijgevoegd.

Klagers raadsman, mr. M.J. Crombach, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman en […], juridisch medewerker bij de PI Ter Apel, gehoord op de digitale zitting van 30 september 2021. Verder zijn als toehoorder aanwezig […], juridisch medewerker en […], plaatsvervangend vestigingsdirecteur, beiden van de PI Ter Apel.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Er dient minder waarde gehecht te worden aan wat is opgeschreven door de medewerker in het schriftelijk verslag. Het betreft geen op ambtseed opgemaakt proces-verbaal, zoals de beklagrechter ten onrechte heeft overwogen. Er is verzocht om een getuige te doen horen, maar ook dat is niet gebeurd. Alleen een verklaring van een medewerker heeft onvoldoende bewijskracht. Hij is geen opsporingsambtenaar. De medewerker is de geadresseerde en heeft ook het verslag beschreven. Er is dan ook geen sprake van objectieve verslaglegging.

De woorden die klager zou hebben geuit, leveren niet zonder meer een bedreiging op. Zonder nadere toelichting over de precieze context waarin de woorden zijn geuit, is het niet duidelijk wat het bedreigende aspect is. Het zou ook kunnen gaan om een romantische toenadering of dat de ex-gedetineerde bij wijze van spreken met een bos bloemen op de parkeerplaats staat.

Klager wil graag twee medegedetineerden als getuigen oproepen en horen.

Standpunt van de directeur

Het verslag is onder ambtseed en naar waarheid opgemaakt. De wet vereist niet dat een verslag onder ambtseed wordt opgemaakt, maar dat is in dit geval wel gebeurd. Dat maakt de geloofwaardigheid van het verslag krachtiger. De medewerker is later nog gehoord door de directeur. Naar aanleiding hiervan is er geen reden om aan de inhoud van dit verslag te twijfelen. Op basis van dit verslag heeft de directeur aan klager in redelijkheid een disciplinaire straf kunnen opleggen.

Er is sprake van bedreiging. De context en wat specifiek door klager is gezegd, kan worden gezien als bedreigend of intimiderend. Er ontstond een discussie op de werkzaal over het meenemen van de beugels. Het stond klager niet aan dat medewerkers zijn beugels zouden meenemen. Klager reageerde hierop door te zeggen dat een ex-gedetineerde het nummer van een medewerker wilde en als hij dit niet zou krijgen, die ex-gedetineerde misschien wel op de parkeerplaats zou staan. Dat kan door de medewerker als bedreigend worden ervaren. Dit soort gedrag kan er ook voor zorgen dat er veiligheidsmaatregelen genomen moeten worden.

 

3. De beoordeling

Getuigenverzoek bij de beklagrechter

Voor zover het beroep de klacht betreft, dat sprake is geweest van gebreken bij de behandeling door de beklagcommissie, kan dit niet tot een gegrondverklaring van het beroep leiden, nu in beroep een nieuwe behandeling van het beklag plaatsvindt.

Getuigenverzoek bij de beroepscommissie

Klager heeft – zo begrijpt de beroepscommissie – een verzoek gedaan tot het horen van (een) getuige(n). De beroepscommissie wijst dit verzoek af, omdat zij zich voldoende ingelicht acht om op het beroep te beslissen.

Opmerking over het opgemaakte schriftelijk verslag

Ten aanzien van wat door de beklagrechter en namens de directeur ter zitting over de bewijskracht van het op ambtseed opgemaakte verslag is opgemerkt, overweegt de beroepscommissie als volgt. In het Wetboek van Strafvordering is een expliciete regeling opgenomen voor het gebruiken als bewijsmiddel van door opsporingsambtenaren op ambtseed opgemaakte processen-verbaal. Een dergelijke regeling is er niet in de Penitentiaire beginselenwet en de beroepscommissie gaat er dan ook vanuit dat verklaringen en verslagen opgemaakt door medewerkers van de PI niet op ambtseed zijn opgemaakt maar naar waarheid (vgl. RSJ 15 augustus 2019, R-19/2463/GA).

Inhoudelijk

Uit het dossier en wat ter zitting is besproken is naar het oordeel van de beroepscommissie voldoende aannemelijk geworden dat onenigheid is ontstaan op de werkzaal tussen een medewerker van de PI en klager. De medewerker wilde de door klager gemaakte beugels meenemen, maar klager liet dit niet toe. Tijdens de discussie zei klager tegen de medewerker dat een ex-gedetineerde vrij is en dat die ex-gedetineerde het telefoonnummer van de medewerker wilde. Toen klager dit niet kreeg, reageerde klager hierop door te zeggen dat de ex-gedetineerde binnenkort misschien wel op de parkeerplaats zou staan.

De directeur heeft onder deze omstandigheden in redelijkheid de disciplinaire straf kunnen opleggen. Daarbij slaat de beroepscommissie niet alleen acht op de woorden die klager heeft geuit, maar ook op de context waarbinnen deze uitlatingen zijn gedaan en de impact die deze woorden kunnen hebben op een medewerker. Dat het uiten van deze woorden niet als bedreigend moet worden opgevat, zoals door de raadsman ter zitting is aangevoerd, acht de beroepscommissie niet aannemelijk.

Gelet op het voorgaande en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, kan de beslissing van de directeur niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren en de uitspraak van de beklagrechter bevestigen met wijziging van de gronden.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter met wijziging van de gronden.

 

Deze uitspraak is op 31 december 2021 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. E. Dinjens, voorzitter, mr. S. Bijl en drs. M.R. van Veen, leden, bijgestaan door mr. A. de Groot, secretaris.

 

secretaris        voorzitter

Naar boven