Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 21/24299/SGA, 25 november 2021, schorsing
Uitspraakdatum:25-11-2021

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer          21/24299/SGA

  

           

Betreft verzoeker

Datum 25 november 2021

 

Uitspraak van de voorzitter van de beroepscommissie van de RSJ op het verzoek van verzoeker (hierna: verzoeker)

 

1. De procedure

De directeur van de Penitentiaire Inrichting (PI) Lelystad (hierna: de directeur) heeft op 15 november 2021 besloten een ordemaatregel van plaatsing in afzondering in een afzonderingscel, met cameratoezicht, te verlengen voor de duur van veertien dagen, vanwege handhaving van de orde en veiligheid in de inrichting en ter bescherming van verzoekers veiligheid, ingaande op 15 november 2021 om 17.00 uur en eindigend op 29 november 2021 om 17.00 uur.

Verzoekers raadsvrouw, mr. A. Çimen, vraagt namens verzoeker om schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging van het cameratoezicht.

De voorzitter heeft kennisgenomen van de reactie van de directeur op het schorsingsverzoek en van het klaagschrift (PL2021/1075).

 

2. De beoordeling

De voorzitter stelt voorop dat bij een verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling. De zaak kan dus niet ten gronde worden onderzocht. De voorzitter beoordeelt alleen of de beslissing waartegen beklag is ingesteld in strijd is met een wettelijk voorschrift of dat deze zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om op dit moment de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing te schorsen. Naar het oordeel van de voorzitter is dat het geval.

Verzoeker vraagt om de tenuitvoerlegging van het cameratoezicht te schorsen. De directeur kan op grond van artikel 24a van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw), indien dit ter bescherming van de geestelijke of lichamelijke toestand van de gedetineerde noodzakelijk is, bepalen dat de gedetineerde die in een afzonderingscel verblijft, dag en nacht door middel van een camera wordt geobserveerd. Alvorens hiertoe wordt beslist, wint de directeur het advies in van een gedragsdeskundige, tenzij dit advies niet kan worden afgewacht.

Namens verzoeker is aangevoerd dat de noodzaak voor het uitoefenen van cameratoezicht ontbreekt. Verzoeker verblijft sinds het begin van zijn detentie op 9 juli 2021 onder voortdurend cameratoezicht. Verzoeker is niet suïcidaal en hij heeft tijdens zijn verblijf in de PI Lelystad ook geen enkele suïcidepoging ondernomen. De mededeling die hij tegen het personeel van de PI zou hebben gedaan, dat hij zichzelf iets zal aandoen als hem een lange straf wacht, wordt door verzoeker ontkend. Dat verzoeker verdacht wordt van betrokkenheid bij een strafbaar feit dat impact heeft op de samenleving en dat deze verdenking veel media-aandacht genereert wordt niet betwist. Dat gegeven alleen is echter onvoldoende om verzoeker onder voortdurend cameratoezicht te plaatsen. Verzoeker is inmiddels ´gewend´ aan het detentieregime en handhaaft zich goed in de PI. De bestreden beslissing is onvoldoende gemotiveerd en er zijn geen concrete feiten en omstandigheden die nopen tot verlenging van het cameratoezicht.

Uit de schriftelijke inlichtingen van de directeur komt naar voren dat verzoeker sinds 9 juli 2021 in de PI Lelystad gedetineerd is. Sindsdien verblijft hij in afzondering en wordt hij dag en nacht geobserveerd met een camera. Verzoeker wordt verdacht van het plegen van een zeer ernstig strafbaar feit waardoor grote maatschappelijke onrust is ontstaan en waarvoor veel aandacht van de media is. Voorts staat in de schriftelijke mededeling van de beslissing dat verzoeker bij het personeel heeft aangegeven dat hij zichzelf iets wil aandoen wanneer hem een lange straf te wachten staat. De ordemaatregel is opgelegd in het belang van de handhaving van de orde en veiligheid in de inrichting en ter bescherming van verzoekers veiligheid, aldus de directeur. De ordemaatregel is steeds verlengd in overleg met de medische dienst. De directeur meent dat de noodzaak tot het continueren van het cameratoezicht aanwezig was. Verder voert de directeur aan dat inmiddels duidelijk is dat verzoeker zich goed handhaaft binnen de PI. Indien uit recente rapportage van de gedragsdeskundige zal blijken dat er geen suïcidale aanwijzingen meer zijn, zal het cameratoezicht op korte termijn beëindigd worden. 

Naar het voorlopig oordeel van de voorzitter, is onvoldoende aannemelijk geworden dat de opgelegde ordemaatregel ten aanzien van het cameratoezicht op dit moment noodzakelijk is ter bescherming van de geestelijke of lichamelijke toestand van verzoeker. De voorzitter overweegt daartoe als volgt.

Uit de stukken komt naar voren dat verzoeker sinds 9 juli 2021 in detentie verblijft op verdenking van het plegen van een ernstig strafbaar feit waardoor grote maatschappelijke onrust en media-aandacht is ontstaan. Tijdens de detentie heeft verzoeker, volgens de directeur, bij het personeel aangegeven dat hij zichzelf iets aan wil doen als hem een lange straf te wachten staat. Op dit moment verblijft verzoeker vier en een halve maand in afzondering met cameratoezicht. Deze beslissing is begrijpelijk gelet op de uitlating die verzoeker, zo begrijpt de voorzitter, in een eerder stadium heeft gedaan, maar aan de onderbouwing daarvan worden zwaardere eisen gesteld naarmate de tijd verstrijkt. Naar het voorlopig oordeel van de voorzitter zijn er thans onvoldoende (concrete) aanknopingspunten naar voren gebracht door de directeur, dat daadwerkelijk schade aan de gezondheid van verzoeker is te verwachten. De voorzitter overweegt hierbij dat door de directeur is aangegeven dat de noodzaak tot het verlengen van het cameratoezicht aanwezig was, maar dat inmiddels duidelijk is geworden dat verzoeker zich goed handhaaft in de inrichting. Nu niet voldoende aannemelijk is dat voortzetting van het cameratoezicht ter bescherming van de geestelijke of lichamelijke toestand van verzoeker op dit moment noodzakelijk is, zal het verzoek tot schorsing van de verdere tenuitvoerlegging van het cameratoezicht worden toegewezen. Dit laat onverlet dat een ordemaatregel op grond van artikel 24a van de Pbw opnieuw kan worden toegepast indien sprake is van concrete aanwijzingen dat verzoeker voornemens is zich van het leven te beroven of anderszins schade aan de gezondheid van verzoeker is te verwachten.

 

3. De uitspraak

De voorzitter wijst het verzoek toe en schorst de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing ten aanzien van het cameratoezicht met onmiddellijke ingang tot het moment waarop de beklagcommissie op het onderliggende beklag heeft beslist.

 

 

Deze uitspraak is op 25 november 2021 gegeven door mr. M. Keppels, voorzitter, bijgestaan door J.A. van der Veen, secretaris.

 

 

secretaris        voorzitter

Naar boven