Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 21/24365/GV, 23 november 2021, beroep
Uitspraakdatum:23-11-2021

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer          21/24365/GV           

 

Betreft [klager]

Datum 23 november 2021

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft op 18 november 2021 klagers verzoek om incidenteel verlof afgewezen.

Klagers raadsman, mr. J.A.R. van de Velde, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.

De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie van verweerder en de overige stukken.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Klager wil zijn minderjarige dochter (van zeven jaar) begeleiden/ondersteunen voorafgaand aan en tijdens een geplande operatie, waarbij haar keelamandelen verwijderd zullen worden. Volgens verweerder is er geen medische noodzaak, omdat het ‘slechts’ gaat om het verwijderen van de keelamandelen. Klager wil zijn dochter echter voor en na de operatie gerust kunnen stellen. Zij heeft, toen ze twee jaar was, een hartoperatie ondergaan. Daardoor is zij erg bang voor ziekenhuizen en alles wat daarbij komt kijken. Er is sprake van een gebeurtenis in de persoonlijke levenssfeer, waarbij klagers aanwezigheid om humane redenen noodzakelijk is. Klagers dochter dient de operatie onder algehele narcose te ondergaan. Dat brengt standaard risico’s met zich mee.

 

Standpunt van verweerder

Klagers verzoek is afgewezen, omdat er geen medische noodzaak is voor klagers aanwezigheid bij het verwijderen van de keelamandelen van zijn dochtertje. Dat volgt uit een advies van de medisch adviseur bij de afdeling Individuele Medische Advisering (hierna: de medisch adviseur). Volgens de medisch adviseur kan er maar één persoon met klagers dochtertje mee het ziekenhuis in. Dat zal kennelijk de moeder zijn. Er is geen aanleiding om aan te nemen dat er dringende humanitaire redenen zijn op grond waarvan klager aanwezig moet zijn bij het vervoer van zijn dochtertje (van en naar het ziekenhuis).

 

3. De beoordeling

Klager is sinds 20 januari 2021 gedetineerd. Hij ondergaat, na omzetting via de Wet wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging vrijheidsbenemende en voorwaardelijke sancties (WETS), een gevangenisstraf van zeven jaar met aftrek, wegens overtreding van de Opiumwet. De einddatum van klagers detentie is momenteel bepaald op 3 februari 2024.

In artikel 21 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting staat dat incidenteel verlof kan worden verleend voor het bijwonen van gebeurtenissen in de persoonlijke sfeer van de gedetineerde, waarbij zijn aanwezigheid noodzakelijk is.

Klager heeft verzocht om incidenteel verlof, omdat hij zijn zevenjarige dochter wil bijstaan bij de operatie die zij op 24 november 2021 moet ondergaan, voor het verwijderen van haar keelamandelen.

Verweerder heeft dit verzoek afgewezen, omdat het verlof medisch niet noodzakelijk is en klagers partner hun dochter kan begeleiden. De beroepscommissie is van oordeel dat deze afwijzing – bij afweging van alle in aanmerking komende belangen – niet als onredelijk of onbillijk kan worden aangemerkt. Dat onderbouwt zij als volgt.

De medisch adviseur acht incidenteel verlof op medische gronden niet geïndiceerd, omdat het om een relatief eenvoudige ingreep gaat. Verweerder mag er dan ook van uitgaan dat er geen medische noodzaak is om aan klager incidenteel verlof te verlenen.

Daarnaast merkt de medisch adviseur op dat er maar één persoon mee het ziekenhuis in mag (kennelijk vanwege de coronamaatregelen). Uit het selectieadvies blijkt dat klager zelf al heeft aangegeven dat zijn partner hun dochter (ook) kan ondersteunen. Voor klager zou dus nog maar een beperkte rol zijn weggelegd. Het is wel begrijpelijk dat klager zijn dochter, voor zover mogelijk, alsnog wil ondersteunen, maar zijn persoonlijke aanwezigheid kan – bij deze stand van zaken – niet als noodzakelijk worden beschouwd.

Gelet op het voorgaande zal de beroepscommissie het beroep ongegrond verklaren.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 

Deze uitspraak is op 23 november 2021 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. S. Djebali, voorzitter, mr. J.M.L. Niederer en mr. D.W.J. Vinkes, leden, bijgestaan door mr. P. de Vries, secretaris.

secretaris        voorzitter

Naar boven